Il Grand' Inquisitor

Luisa Miller in Parijs

Iedereen kent ze wel... die halve bollen met daarin een of ander monument die her en der als souvenirs verkocht worden. De Parijse enscenering van Luisa Miller is niets meer dan dat. Een perfect uitgesneden halve cirkel vormt een soort proscenium. Daarachter hebben we een zicht op grazige heuvels tegen een achtergrond van Tiroolse bergen. Ik verwachtte elk moment dat iemand even met het podium zou schudden om het te laten sneeuwen.

Daarmee is dan ook alles gezegd over de regie van Gilbert Deflo. Het koor wordt aan de zijkanten gepositioneerd en mogen enkel bewegen tijdens het op- en afgaan. Personenregie is zo goed als afwezig en al te vaak wordt er vanaf de rand van het podium de zaal ingezongen. Voor een vroege Verdi-opera als Luisa Miller, die nog diep geworteld is in de belcanto-traditie van de 19de eeuw, hoeft dat misschien niet meer te zijn... als je tenminste kan steunen op een uitmuntende bezetting. En dat was niet altijd het geval.

Twee jaar geleden heb ik Krassimira Stoyanova als eens als Luisa Miller gehoord in München. Ik was toen niet kapot van haar vertolking. Ook gisteren kon ze me niet altijd overtuigen. In haar onbezorgde "Lo vidi e'l primo palpito" klinken haar hoge noten niet vrij en open. Ze lijkt dat deel van haar stem toe te dekken, waardoor het allemaal nodeloos moeizaam klinkt. In "Tu puniscimi, o Signore" klinkt ze een stuk beter en weet ze te ontroeren.

Luisa's vader lijkt echter helemaal nergens op. Franck Ferrari heeft ongetwijfeld kwaliteiten als Franse bariton, maar als Verdi-bariton schiet hij tekort. De kleur is er wel, maar zijn stem klinkt omfloerst alsof hij met een hete aardappel in zijn mond zingt. Hij beschikt ook niet over een stevige of stralende hoogte. Na verloop van tijd moest ik de neiging onderdrukken om de zaal niet te verlaten telkens hij begon te zingen.

De rest van de bezetting was wel op niveau. Orlin Anastassov leent zijn nobele bas aan Graaf Walter. "Il mio sangue la vita darei" was een van de eerste hoogtepunten van de avond. Hij schitterde ook in het duet met Wurm, "L'alto retaggio non ho bramato". Arutjun Kotchinian is een degelijke Wurm, maar voorlopig zie ik hem enkel als Verdi-karakterbas in rollen als Wurm, Pistola en Sparafucile. Het nobelere werk is misschien voor later.

Ik was ook sterk onder de indruk van de grote stem van Maria José Montiel als Federica. Ze heeft een schitterend resonante laagte en alhoewel Federica maar een relatief korte rol is, maakt ze wel duidelijk dat ze het prototype is voor de afgewezen Verdi-mezzo... die later zal pieken in rollen als Eboli of Amneris. Dat is trouwens wel een van de voordelen van zo'n onbestaande regie. Alle kiemen voor de latere Verdi kunnen duidelijk naar voor komen. Het bassenduet is de klassieke voorloper van de confrontatie tussen Filippo en de Groot-Inquisiteur, alhoewel het in Luisa Miller nog opvallend vrolijk klinkt. Maar ook bijvoorbeeld in de hypocriete troostscène tussen Walter en Rodolfo herkennen we al de gelijkaardige scène in La traviata.

Ik wil eindigen met de tenor van de avond. Toen Marcelo Alvarez recent een CD uitbracht met de titel "The Verdi Tenor", zou dat kunnen geïnterpreteerd worden alsof hij zich daarmee uitroept als erfgenaam van Carlo Bergonzi. Na zijn Rodolfo gehoord te hebben, zou ik niet weten welke hedendaagse tenor ook maar in zijn buurt zou kunnen komen in dit spinto-repertoire (en nee, het antwoord is niet Jonas Kaufmann). Alvarez heeft alles wat ik van een Verdi-tenor verwacht: de stijl en brede frasering, de stralende hoogte, de kunst van het chiaroscuro en het mezza voce, ... Dit alles kwam op magische manier samen in een onvergetelijke uitvoering van het recitatief, aria en cabaletta van "Quando le sere al placido". Dit alleen al maakte de reis naar Parijs de moeite waard.

Publicatie: vrijdag 11 maart 2011 om 09:19
Rubriek: Opera