Das klagende Lied in het PSK
Gustav Mahler was amper 20 toen hij zijn "sprookjescantate" Das klagende Lied componeerde. Het werk wordt zelden uitgevoerd - gisteren was de eerste keer dat ik het live hoorde - en als je het volgepropte podium van het PSK ziet, dan begrijp je waarom... een gigantisch Muntorkest, het Muntkoor aangevuld met The European Union Choir, veertien solisten en één dirigent, Hartmut Haenchen.
Het concert begon echter iets bescheidener met het symfonisch gedicht Todtenfeier, wat later de basis zou worden voor de eerste beweging van Mahlers tweede symfonie. Daarna volgden vijf Wunderhorn-liederen met drie zangers. De sopraan Gabriele Fontana kreeg repliek van Thomas Johannes Mayer in "Verlorene Müh'". In dit lied mag de sopraan best wat spitser klinken. In "Das himmlische Leben" kon ze me ook niet overtuigen; haar stem mist frisheid. Birgit Remmert was daarentegen schitterend. Eerst ontroerde ze met "Das irdische Leben", gevolgd door een adembenemende "Urlicht"... zonder enige twijfel was dit het mooiste moment van de hele avond. Als Amfortas gaf Mayer al blijk van liedkwaliteiten, maar die kwamen er niet helemaal uit in "Der Tamboursg'sell".
Das klagende Lied bestaat uit drie delen en sluit thematisch aan bij een aantal Wunderhorn-liederen. Ook op muzikaal vlak zijn er overeenkomsten, zoals het uitbeeldende karakter van bijvoorbeeld piccolo's als nachtegaalgezang. Het derde deel "Hochzeitsstück" begint met de tekst 'Vom hohen Felsen erglänzt das Schloss" en prompt zet Mahler een hele batterij koperblazers in, vier hoorns, vier trompetten, drie trombones en een tuba. In de gangen van het PSK staat ook nog een fanfare opgesteld die de achtergrondmuziek van het trouwfeest speelt. Mocht het nog niet duidelijk zijn: het was een luid concert. Ik twijfel er niet aan dat Hartmut Haenchen weet wat hij doet, maar ik twijfelde soms wel aan Mahler of hij misschien niet té veel wou doen.
Het is niet evident voor de zangers om tegen al dat orkestraal geweld op te boksen. De drie solisten uit het eerste deel werden aangevuld met de tenor Jason Collins en twee knapen van de Chorakademie Dortmund. Die jongensstemmen stellen de ziel van een dode voor, zoals Haenchen in het programmafoldertje schrijft in een fictieve brief van Mahler. Maar Mahlers vocale compositie lijkt soms meer op een gymnastiekoefening voor de solisten. Sommige strofen - Mahler heeft trouwens zelf de tekst gedicht - worden door twee of meer solisten gezongen, afgewisseld met het koor of een van de twee bijkomende sopranen, alten, tenors of bassen (zo krijgen we de bloemenmeisjes, schildknapen en graalridders uit de Parsifal-productie toch ook eens te zien).
Het was interessant om dit concert eens mee te maken, maar ik ben er niet van overtuigd dat dit Mahlers meest boeiende werk is. Met zijn jeugdige overmoed lijkt hij vooral indruk te willen maken. Het zou interessant zijn om te weten hoe hij dit getoonzet zou hebben na zijn ervaringen met de Wunderhorn-liederen... of wat als een romantische balladecomponist als Loewe of zelfs Schumann deze tekst zou gevonden hebben. Hoedanook, het is de moeite om dit eens mee te maken, en dat kan nog zaterdag voor de tweede opvoering.
Publicatie: donderdag 17 februari 2011 om 20:31
Rubriek: Concert