Nora Gubisch in Parijs
Het Musée d'Orsay beschikt over een auditorium met pakweg 350 plaatsen waar ze ook geregeld concerten en recitals organiseren. Grote namen als Felicity Lott, Simon Keenlyside, Angelika Kirchschlager of Bernarda Fink staan op hun programma.
In de reeks "Les concerts de Midi Trente" zou ik daar vanmiddag de jonge sopraan Malin Christenson moeten gehoord hebben. Maar omwille van familiale redenen moest ze annuleren en werd ze op het laatste moment vervangen door de Franse mezzo Nora Gubisch, die bij ons onder andere bekend is van haar Carmen in de Vlaamse Opera, en de pianist Jérôme Ducros.
Ze openden het recital met Brahms' Zwei Gesänge opus 91. Een dergelijke keuze is een aanduiding voor de rest van het programma, waar ook andere instrumenten opduiken naast de piano. Deze twee liederen zijn oorspronkelijk gecomponeerd voor piano en altviool, maar ze werden hier gebracht in een versie voor cello. Dat leek me geen echt gelukkige keuze. De balans tussen de piano en de cello, bespeeld door Jérôme Pernoo, was helemaal in het voordeel van de cello. Die cello harmonieerde ook niet ideaal met Gubisch' donker alt-timbre. Nora Gubisch vertolkt de liederen met een opvallend dramatisch gewicht, waardoor bijvoorbeeld het Geistliches Wiegenlied weinig kenmerken van een slaaplied had.
De twee Strauss-liederen lagen haar beter. In Allerseelen combineerde ze dramatiek en nostalgie, terwijl Zueignung Wagneriaanse dimensies aannam. Tussendoor hadden Ducros en Pernoo ook zangerloze kamermuziek gebracht, zoals het bekende Elégie van Gabriel Fauré. Voor twee deeltjes uit de Acht Stücke opus 83 van Max Bruch kregen ze de versterking van de jonge klarinettist Raphael Sévère. Samen met Nora Gubisch sloten ze het middagconcert af met een compositie van de pianist Jérôme Ducros zelf, Les heures claires op een gedicht van Emile Verhaeren, waarvan de componeerstijl aansluit bij de Franse romantiek van de 19de eeuw.
Publicatie: dinsdag 30 november 2010 om 23:56
Rubriek: Liedrecital