Don Quichotte in de Munt
Toen het Parijse Théâtre du Châtelet nog meer een operahuis was dan nu, stond het duo Marc Minkowski en Laurent Pelly garant voor een succesvolle reeks Offenbachproducties. In de Munt proberen ze dat succes te herhalen met Massenets Don Quichotte... en slagen daar nog in ook.
Pelly is bekend omwille van zijn inventieve ensceneringen. Maar als het doek opgaat, dan zien we een man met een grote witte snor - zou dit Massenet zijn - onder een staanlamp op een stoel zitten bladeren in boeken. Naast hem ligt een meters hoge stapel papier, met daarboven het balkon van Dulcinée. De componist zelf laten meespelen in de opera is zeker niet nieuw... maar tegen het einde van het eerste bedrijf transformeert deze man zich in Don Quichotte.
Tussen het eerste en het tweede bedrijf hebben ze een muzikaal intermezzo toegevoegd, twee stukjes uit de Scènes pittoresques van Massenet. Die twee stukken hebben ongetwijfeld een praktische kant om de scène rustig te kunnen ombouwen zonder dat het publiek zich begint te vervelen, maar ze zijn ook exemplarisch voor de twee gezichten van de opera. Het "Fête bohème" is wel niet echt Spaans, maar het sluit goed aan bij de uitbundige wereld van Dulcinée. Het "Angelus" past dan weer beter bij de reflectieve zijde van Don Quichotte. Tijdens dat laatste stukje wordt daarenboven een paar bladzijden uit de "Don Quichotte" van Cervantes op het doek geprojecteerd om Don Quichottes transformatie van edelman, wiens fantasie op hol slaat, tot dolende ridder volledig te maken.
De berg papier groeit in het volgende bedrijf nog aan en wordt de dominerende factor van het scènebeeld. De tegenstanders van Don Quichotte - de vier aanbidders van Dulcinée in hun zwarte pitteleer en de bandieten in zwart kostuum en hoge hoed - steken af tegen dit decor. Afgezien van Don Quichotte en Sancho Panza gaan alle andere karakters, inclusief Dulcinée, verloren in het decor ten gevolge van hun papier- en behangkleurige kostuums.
Don Quichotte puurt ook letterlijk zijn inspiratie uit het papier. In het eerste bedrijf trekt hij zijn zwaard van tussen de papieren voor het duel met Juan. In het tweede bedrijf vindt hij een lans om de windmolen te bevechten. Voor dat gevecht zit Don Quichotte op een uitschuifbare brug - het lijkt bijna geïnspireerd op een van de producties van La Fura dels Baus - die energiek meebeweegt met de ronddraaiende wieken van de molen.
De Munt heeft de drie hoofdrollen weliswaar dubbel bezet, maar de productie is in de eerste plaats op poten gezet om José van Dam een passende afscheidsproductie te geven. José Van Dam speelt Don Quichotte uiteraard - noblesse oblige - als de nobele edelman. Vocaal is het eerste bedrijf lastig, maar daarna helpt zijn ervaring en charisma hem doorheen een aantal aangrijpende scènes.
Hij is gewoon geniaal als hij zijn gedicht voor Dulcinée bedenkt. Hij ontroert als hij gevangen genomen wordt door de bandieten en dan op een verpletterende manier de hymne "Seigneur, reçois mon âme, elle n'est pas méchant" zingt. Hij is aandoenlijk in zijn huwelijksaanzoek aan Dulcinée. En ik heb het al eerder geschreven... niemand kan sterfscènes zingen zoals José Van Dam.
Ook Vincent Le Texier niet. Deze Franse bariton is eerder de ridderlijke en onstuimige Don Quichotte. Hij beschikt ook nog over alle mogelijkheden van zijn robuuste stem en zingt dan ook een gedegen Don Quichotte. Maar toch heeft hij niet dat tikkeltje magie dat van hem een aangrijpende Don Quichotte maakt.
Sancho Panza is ook een figuur met twee gezichten. Aan de ene kant is hij een soort lamme goedzak, een komische figuur die onbegrijpend de fantasie van zijn meester aanschouwt. Aan de andere kant springt hij in de bres voor Don Quichotte en verdedigt hem. De twee Sancho Panza's kunnen elk één aspect goed vertolken. In de eerste bezetting hebben we Werner Van Mechelen. Hij gaat vaak wat overdreven om met de komische kant. Maar als hij in het vierde bedrijf met "Riez, allez, riez du pauvre idéologue" Don Quichotte verdedigt, dan kan hij ontroeren. De komische Sancho Panza lijkt dan meer op het lijf geschreven van Lionel Lhote. Er valt weinig af te dingen op zijn vertolking van "Ce qui m'enchante en notre beau métier", maar dat vierde bedrijf ligt hem dan weer minder.
De Dulcinées zijn aan elkaar gewaagd. Silvia Tro Santafé heeft een iets zwaardere stem dan Jennifer Larmore en komt daardoor wat sensueler en vuriger over in de Carmen-achtige passages. Maar Jennifer Larmore is verfijnder en subtieler in haar expressie... waardoor ik haar net wat boeiender vond.
Publicatie: zondag 9 mei 2010 om 18:37
Rubriek: Opera