Das Rheingold in Parijs
Het is nauwelijks te geloven. Maar het is al van 1957 geleden dat de Opéra de Paris nog eens een nieuwe Ring des Nibelungen geprogrammeerd heeft. Meteen in zijn eerste seizoen, brengt Nicolas Joel daar verandering in met Das Rheingold en Die Walküre op het einde van het seizoen. De twee andere delen zijn voor volgend seizoen.
Het is tevens het debuut van Philippe Jordan als de nieuwe muziekdirecteur. Ook dat is uitzonderlijk. Meestal wacht een chef-dirigent tot hij het orkest goed kent om aan een Ring te beginnen. Jordan, die vorig seizoen al een Ring in Zürich geleid heeft, redeneert anders. Hij wil van in het begin alle mogelijkheden van zijn orkest goed leren kennen en hoe kan dat beter dan met een intensieve repetitiecyclus rond de Ring ?
De orkestbak zit stampvol, maar Jordan houdt alles goed in de hand. Hij laat de teugels vieren waar hij kan en houdt zijn orkest strak in de hand als het moet, waardoor de zangers nooit in de problemen komen door ondoordringbare geluidsmuren.
Dat Joel geen voorstander is van controversiële ensceneringen is ondertussen wel duidelijk. Met Günter Krämer heeft hij vooral een pragmatische keuze gemaakt. Alhoewel het scènebeeld er enigszins modern, abstract en minimalistisch uitziet, is het eigenlijk een traditionele enscenering die nooit tegen het libretto ingaat.
Donner heeft een hamer, Freia heeft haar appels, Wotan heeft zijn speer en zelfs een ooglapje, de dwerg Alberich kruipt rond op zijn knieën (tot hij in het bezit is van het Rijngoud), Walhalla is een burcht die tot in de wolken rijkt, enz. Op het einde van de voorstelling dragen de goden zelfs gevleugelde helmen, terwijl grote letters van het woord "Germania" de trappen van de burcht opgedragen worden.
Ook de interacties tussen de personages zijn logisch. Op zich is dat voor een groot huis als dat van Parijs een doordachte keuze. Zeker als men de bedoeling heeft dat deze productie de volgende jaren regelmatig terugkeert met wisselende bezettingen... en niet zoals de Vlaamse Opera waar ze hun Ring na de creatie meteen bij het groot huisvuil zetten omdat hij te complex is.
In deze productie zijn de verschillende "bevolkingsgroepen" goed van elkaar te onderscheiden. De Rijndochters zwemmen rond (in feite zwieren ze vooral heen en weer op schommels) in een vleeskleurige jurk, die ze uittrekken nadat Alberich het Rijngoud gestolen heeft. De goden lopen rond in een ontbloot bovenlijf (ook Fricka en Freia), dat bestaat uit de gespierde torso van "action figures". Nadat Freia ontvoerd werd, zijn ze hun jeugd en kracht kwijt en leggen ze ook die latex spieren af.
De reuzen zijn stevige werkmannen die volhangen met werkgereedschap, wat hen een militair uitzicht geeft. Om hen nog wat indrukwekkender te maken worden Fafner en Fasolt omringd door een legertje arbeiders dat in opstand komt in de zaal met rode vakbondsvlaggen terwijl pamfletten van bovenaan in de zaal naar beneden dwarrelen. Het is een idee dat bv. Robert Carsen ook al in zijn Keulse Ring toegepast heeft, maar ook in Parijs werkt.
De bol, als perfecte meetkundige figuur, komt in twee gedaanten terug. Het Rijngoud is een gouden bol van pakweg drie meter diameter. In de Nibelheim-scène wordt die met een grote zaag in stukken gezaagd. De goden zitten letterlijk op het dak van de wereld. Hun wereld is een gigantische wereldbol... ik kan me voorstellen dat die nog gaat terugkomen in Götterdämmerung, vermoedelijk in een zekere staat van ontbinding.
Voor deze productie waren twee Wotans voorzien. Ik hoorde een voorstelling met Egils Silins. Sinds hij Wotan gezongen heeft in de Vlaamse Opera is hij gegroeid in de rol. Hij heeft meer autoriteit gekregen, zijn diepte is ook mooier en ronder geworden. Voorlopig lijkt hij zich te beperken tot de Rheingold-Wotan, want hij komt niet terug in Die Walküre.
Sophie Koch komt ook niet terug in het volgende deel. Dat lijkt me ook een goede beslissing, want haar Fricka is wel mooi gezongen, maar vooral veel te braaf. Op geen enkel moment lijkt ze echt in opstand te komen tegen Wotan of diepe verontwaardiging te tonen bij zijn twijfel om de ring in te ruilen tegen Freia.
Een goede Loge kan gemakkelijk de show stelen en Kim Begley doet dat ook. Hij wordt door Krämer uitgebeeld als een vuile en beanstigende clown, die allerlei listen bedenkt. Begley heeft een slanke, goed gefocusseerde stem met veel interpretatieve mogelijkheden.
Peter Sidhom is ook een uitstekende Alberich met een grote stem die op indrukwekkende wijze zijn vervloeking de zaal in slingert. Qiu Lin Zhang zong een Erda die het vermelden waard is. Ze heeft een echte altstem, die over haar hele tessituur mooi donker klinkt en met een diepte die fantastisch projecteert. Van de reuzen moet ik zeker de Fafner van Günther Groissböck vermelden. Hij heeft een schitterende resonante stem met een heel mooie diepte. Ik kijk er naar uit om hem terug te horen als Hunding...
Publicatie: zaterdag 20 maart 2010 om 10:23
Rubriek: Opera