Les contes d'Hoffmann in Antwerpen
Na drie jaar herneemt de Vlaamse Opera Les contes d'Hoffmann in de schitterende productie van David McVicar met een bijna volledig nieuwe bezetting.
Hier en daar zijn er een paar details aan de enscenering gewijzigd, maar het begint nog altijd op het kleine zolderkamertje van Hoffmann, waar de Muze in Hoffmanns bed ligt. Dat kamertje wordt echter al snel uitvergroot tot ongeveer driemaal zijn normale grootte. De verschillende meubels komen ook vergroot terug in de verschillende bedrijven... tafel en stoel in Luthers kroeg, de kachel en zetel in het Antonia-bedrijf en het bed in het Giulietta-bedrijf.
Enkel het Olympia-bedrijf is volledig "origineel", met een rariteitenkabinet waar Spalanzani rondloopt als de incarnatie van dokter Frankenstein. Zelfs Cochenille - het zagemeel vliegt in het rond - schijnt een experiment geweest te zijn om levenloze objecten tot leven te wekken. Olympia is een "automate" die haar eigen lichaam ontdekt en samen met Cochenille voor de nodige kolder zorgt. De rol wordt gezongen door Heather Buck. Ze haalt wel niet het niveau van Laura Claycomb drie jaar geleden, maar presteert toch behoorlijk zonder echt spectaculair te zijn.
Fionnuala McCarthy is een eerder koele Antonia, maar ze sterft wel "mooi"... met triller en al. In dat bedrijf wordt de show echter gestolen door Frantz. François-Nicolas Geslot - die ook de drie andere knechten vertolkt - is hilarisch in zijn aria waarmee hij zijn zang- en danskunsten prijst, terwijl hij lustig violen opstookt in de kachel... alleen laat hij zijn stem niet echt kraken, zoals de traditie het wil. Barbara Haveman is een gloedvolle Giulietta met de juiste romigheid voor de courtisane, maar is minder goed verstaanbaar.
De vier duivels worden gezongen door Philippe Rouillon en zijn donkere diepte maakt hem geknipt voor deze rol. Als Lindorf zich voorstelt, tekent zijn gebruik van portamenti bij "Mais j'ai de l'esprit comme d'un diable" zijn diabolisch karakter. Als Coppélius toont hij hoe de "ogen-aria" bijna een 'patter-song' is die zo weggelopen kan zijn uit Gilbert & Sullivan... wel spijtig dat hij in die aria niet trilt. Maar als hij op het einde van "Scintille Diamant" een gigantische crescendo maakt, krijg je even het gevoel dat dergelijke extravagantie normaal enkel voor tenors weggelegd is. Maar als een bariton het doet, is het even indrukwekkend.
De rol van Nicklausse wordt door David McVicar op een eigen manier ingevuld. Als La Muse zich verkleedt als de student Nicklausse, blijft ze op en top vrouwelijk. Hierdoor wordt zij de enige vrouw die echt op Hoffmann verliefd wordt en niet enkel het studentje dat hem begeleidt op zijn avonturen. Als ze op het einde van de opera de deur achter zich sluit, blijft Hoffmann volledig alleen achter. Stephanie Houtzeel is een geëngageerde en karaktervolle Nicklausse, zowel op dramatisch als vocaal vlak. Op de premierevoorstelling klonk ze in het eerste bedrijf wat kortademig, maar in de voorstelling die ik gisteren zag, zat alles perfect. Haar romance "Vois sous l'archet hémissant" leverde haar terecht applaus op en als ze het slotkoor inzet met "Des cendres de ton coeur réchauffe ton génie" grijpt dat meteen naar de keel.
Gerard Powers is de enige van de hoofdrolspelers die er drie jaar geleden ook bij was. Net zoals vorig seizoen bij Werther had hij last van premierekriebels. Maar bij de latere voorstelling zong hij een schitterend idiomatische Hoffmann... de hoge noten komen er ongeforceerd uit, de Kleinzach-aria is een pareltje van karakterisatie en je hebt geen boventiteling nodig om hem te verstaan.
Publicatie: woensdag 5 november 2003 om 21:31
Rubriek: Opera