Il Grand' Inquisitor

Das Rheingold in Hannover

Vorige zaterdag werd in de Staatsoper Hannover met Das Rheingold de aftrap gegeven van een nieuwe Ring-cyclus. De bezetting werd geplaagd door een reeks zieke zangers. De voorstelling eergisteren werd zelfs een week verdaagd wegens té veel zieke zangers, waardoor ik gisteren de tweede voorstelling zag. In de orkestbak stond de "Generalmusikdirektor" van Hannover Wolfgang Bozic. De regie werd toevertrouwd aan Barrie Kosky.

Barrie Kosky is onder andere de toekomstige intendant van de Komische Oper in Berlijn, maar is vooral in Essen bekend als regisseur. In de Essener vier-regisseuren-Ring gaat hij bijvoorbeeld Götterdämmerung regisseuren. In Hannover is het echter zo ver nog niet.

In een interview in de Kreiszeitung belooft hij dat "... de toeschouwer beelden zal beleven, die hij nog nooit eerder gezien heeft". Hij heeft inderdaad een aantal originele ideeën bedacht.

Wotan loopt bijvoorbeeld een halve scène nonchalant rond in een zwembroek. Kosky wil de goden vermenselijken aangezien ze gedreven worden door dezelfde emoties als mensen. Een van die emoties is hebzucht en als al de dozen met goud opgestapeld staan te wachten op de reuzen, dan kan zelfs Fricka zich niet bedwingen en lijkt ze even haar zus Freia vergeten te zijn. De idee van menselijke goden is zeker niet nieuw; zowat elke moderne Rheingold die ik recent gezien heb, tapt wel uit dat vaatje.

Wat ik wel origineler vond, was om de reuzen Fafner en Fasolt als een siamese tweeling voor te stellen met twee hoofden, twee armen en drie benen. Hun lot lijkt met elkaar verbonden te zijn, tot Fafner zich letterlijk van Fasolt losscheurt en hem zo doodt. Als in de Erda-scène een oude naakte vrouw traag over het podium wandelt richting Wotan, terwijl de zangeres vanuit de coulissen zingt, is er eerst een gevoel dat Kosky wil provoceren. Maar het werkt wel om de aardmoeder zich op deze manier kwetsbaar te laten opstellen. Als ze uiteindelijk Wotan omarmt en zich aan hem vastklampt, vroeg ik me af of op dat moment misschien de walkures verwerkt werden.

De transformatiescènes van Alberich vond ik meestal wel goed geslaagd... zowel als hij zich onzichtbaar maakt (akoestisch komt zijn stem dan versterkt uit een luidspreker) of als hij zich verkleint (enkel de Tarnhelm beweegt over de bovenkant van een brandkast waarin hij het rijngoud bewaart). De draakscène is wel lichtjes provocatief... als op dat moment een hele bende nibelungen zich opstapelen en beginnen te masturberen. Het woord "Riesewurm" wekt bij Barrie Kosky blijkbaar andere connotaties op dan wat Wagner vermoedelijk in gedachten had.

De visueel mooiste scène was ongetwijfeld de eerste scène in de Rijn. Dit is een totaal andere wereld. De wereld van de musical-movies uit het midden van de 20ste eeuw wordt geëvoceerd met danseressen en pluimen, die dankzij hun choreografie op hun beurt ook weer de Rijn uitbeelden. In deze wereld duikt Alberich op als een "blackface". Het rijngoud is een goudkleurige halfnaakte vrouw, die door Alberich zorgvuldig ingepakt wordt in een kartonnen doos... dezelfde soort dozen die later door de nibelungen naar de godenwereld gesleurd worden.

Wat de zangers betreft, waren ze nog niet allemaal hersteld. In totaal waren er niet minder dan vier vervangingen, waaronder de Wotan en Fricka. De oorspronkelijke Wotan, Tobias Schabel, speelde wel de rol, terwijl Thomas Jesatko aan de rand van het podium de partij zong. Jesatko zingt een indrukwekkende Wotan met een kernachtige bariton en de nodige nuances. Julia Oesch was een redelijk goede Fricka, alhoewel ik haar stem te sopraanachtig vond klinken en ze niet over de nodige "beet" beschikt in de scènes met Wotan.

Robert Künzli had tijdens de première zijn voet verstuikt, maar zijn Loge bleek daar niet al te veel hinder van te ondervinden. Künzli is een "echte" tenor in tegenstelling tot de karaktertenors die meestal met veel expressie en een lelijke stem Loge zingen. Ik kan me Künzli zelfs als Siegmund voorstellen.

Maar de echte ster van de avond was voor mij de Alberich van Stefan Adam. In de derde scène gaf hij een extreem boeiende vertolking waardoor ik constant op het puntje van mijn stoel zat. Hij karakteriseerde zijn stem perfect van een hooghartige Alberich, die dankzij de Tarnhelm en de ring alles kan, tot een smekende dwerg die door het stof kruipt om toch maar de ring te mogen behouden. Zelfs als hij uiteindelijk de scène opbouwt tot de vervloeking van de ring, passeren nog een massa kleuren de revue.

Op een paar minpuntjes na, vond ik dit een uitstekende Rheingold. Ik ben bijna geneigd om te zien wat Kosky met het vervolg doet.

Publicatie: vrijdag 20 november 2009 om 07:44
Rubriek: Opera