Le nozze di Figaro in de Munt
In 1998 was Le nozze di Figaro in de enscenering van Christof Loy voor de eerste keer te zien in de Munt. Na een herneming in 2001 wordt deze productie weer opgevoerd... hopelijk voor de laatste keer, want de fut begint er stilaan uit te geraken.
Voor een populair werk als Nozze heeft de Munt de vijf hoofdrollen volledig dubbel bezet. De ene bezetting is al iets beter dan de andere, maar geen van beide kon me echt bekoren. De zogenaamde "eerste" bezetting was zelfs ronduit zwak te noemen op een enkele uitzondering na.
Die uitzondering was Stéphane Degout als de Graaf. Met zijn mooie ronde stem zet hij een elegante Graaf neer. Hij weet de partij goed te doseren, waardoor hij er op het einde nog niet volledig door zit. Er was slechts een kleine smet... de jubilar-melismen in zijn grote scène "Hai già vinta la causa" kwamen uitgewassen en slordig over. In de andere bezetting hoorden we Roman Trekel. Hij heeft uiteraard een heel andere stem, die misschien niet zo mooi is als die van Degout, maar die wel veel meer karakter heeft. Daardoor komt zijn vertolking veel expressiever over, zowel in de recitatieven als in de aria's. Hij maakt daarbij gebruik van een heel breed spectrum aan kleuren en vocale effecten.
De "eerste" Gravin was Andrea Rost. Zij laat heel veel metaal horen, waardoor ik haar "Porgi amor" ronduit lelijk vond. "Dove sono i bei momenti" was al iets beter, zij het met een héél zwakke triller, maar in het algemeen bleef ze vrij monotoon. Zij was zeker een van de grote teleurstellingen van de avond. Ik ben ook al geen grote fan van Virginia Tola, maar zij zong een beduidend betere Gravin. Haar stem is om te beginnen ronder wat al helpt in het charme-departement, alhoewel haar eerste aria ook niet speciaal was. Haar tweede aria voerde ze wel mooi uit, met voldoende nuanceringen.
De titelrol moet voor mij door een bas gezongen worden, of toch een bariton die voldoende lage noten heeft. Voor de Figaro van Alex Esposito was dat het grote probleem. In aria's zoals "Non più andrai" of "Aprite un po'quegli occhi" geeft die fundering een bijkomende kwaliteit aan de uitvoering. Esposito leek echter wel beter te worden naarmate de avond vorderde. Marco Vinco beschikt wel over de nodige bastonen, maar komt dan weer wisselvallig over. Zijn "Aprite un po'quegli occhi" vond ik bijvoorbeeld schitterend, maar op andere momenten lijkt hij te veel op zijn keel te zingen, waardoor er weinig expressieruimte overblijft.
Susanna is zo'n dankbare rol waardoor ze heel gemakkelijk kan uitgroeien tot de ster van de avond. In het geval van Ingela Bohlin is dat echter niet het geval. Haar Susanna sprankelt niet voldoende, haar stem zwabbert wat heen en weer. Pas in "Giunse alfin il momento" - maar dat is al ruim laat - lijkt ze haar draai gevonden te hebben. Maar zelfs dan is ze nog geen partij voor Bernarda Bobro. Haar "Giunse" was echt ontroerend. Voor de rest doet ze alles wat ik van een Susanna verwacht. Haar stem zit gewoon zo goed waardoor ze alle vrijheid heeft die ze zich maar kan wensen, en waardoor ze ook zonder problemen elk ensemble kan domineren.
De twee Cherubino's waren dan weer middelmatig. Sophie Marilley acteert er wel lustig op los en zet een heel overtuigende puber neer, maar haar twee aria's ontbreekt het aan charme. Janja Vuletic heeft daarentegen een veel grotere en veel egalere stem, alhoewel ze er ongetwijfeld te vrouwelijk uitziet.
De kwaliteit van de bezetting van de kleinere rolletjes varieerde van lamentabel tot uitmuntend. Helen Field, ooit nog Salome in de Munt, hoort in de rampzalige categorie thuis. Ze heeft nog wel veel uitstraling maar ze kan soms maar moeilijk toon houden. Anderzijds konden we genieten van niemand minder dan John Graham-Hall als Don Basilio. Dat is pure luxe en zijn sorbet-aria kreeg een welverdiend applaus...
Publicatie: donderdag 11 juni 2009 om 17:06
Rubriek: Opera