Il trittico in Antwerpen
Door een samenloop van omstandigheden vallen de eerste voorstellingen van de drie Belgische operahuizen voor mij allemaal in dezelfde week. De Vlaamse Opera bijt de spits af.
In Antwerpen herneemt de Vlaamse Opera Il trittico in de regie van Robert Carsen. Het is een hopeloze opdracht om de drie eenakters tot één geheel te smeden, maar dat weerhoudt regisseurs er niet van om het toch te proberen. Naast het recycleren van verschillende zangers in de verschillende opera's, wordt er enige continuïteit in de productie gebracht door de drie opera's als repetities te beschouwen, inclusief een acteur die de regisseur uitbeeldt.
Bij het binnenkomen van de zaal zijn de technici nog volop bezig Michele's boot op te bouwen en zie je Michele en Luigi hun gevecht repeteren. Ook tussen de opera's door blijft het doek open zodat alle scenewisselingen een deel van de enscenering worden. Het is wel vreemd dat in Il tabarro een aantal rekwisieten ontbreken: zo hangt Giorgetta onzichtbaar wasgoed aan de wasdraad en zit de - toch redelijk cruciale - "tabarro" ook nog ergens in een droogkas. Niemand was blijkbaar op het idee gekomen om een deken of zo te gebruiken als vervanging... terwijl ze bijvoorbeeld wel een oplossing vonden voor Buoso Donati die de trein gemist had (de regisseur speelt dan maar het lijk). Dan zijn er nog tal van andere details die dit repetitie-gevoel moeten versterken. Zoals de repetitie van de inzet van Suor Genovieffa's ariaatje voordat Suor Angelica begint, of de technici die vanop de loopbruggen toekijken.
Net zoals in 1996 domineerde Cheryl Barker de hele productie met haar vertolking van Suor Angelica. Nu was het al meteen raak bij "I desideri sono i fiori dei vivi". Ze heeft dat onbeschrijfelijke in haar stem wat je van meet af aan rillingen bezorgt. Normaal komt de echte ontroering pas tijdens haar grote scene die begint met "Senza mamma", maar Cheryl Barker laat de emoties al opborrelen als ze biddend hoopt dat het bezoek voor haar is; ergens heb je het gevoel dat ze hoopt dat haar familie haar eindelijk komt opzoeken en misschien zelfs haar zoontje meebrengt. En wie kan er weerstand bieden aan haar "Senza mamma" ? Zelfs als je erin slaagt om onberoerd te blijven tijdens de aria, word je toch murw geslagen op het einde als ze de laatste aangehouden "amor" zingt met een perfecte 'messa di voce'. Sommigen zullen dit misschien een technisch hoogstandje vinden, maar in dit geval is het een uitdrukkingsmiddel dat boekdelen spreekt... een wanhoopskreet die uiteindelijk toch wegebt in een tijdelijke berusting met een onderliggende ingehouden woede.
Haar tegenspeelster was Rita Gorr die Elisabeth Vaughan verving in de rol van La zia principessa. Rita Gorr is een levende legende, maar het is eigen aan legendes dat die verwijzen naar het verleden. Ooit was ze een van de grootste mezzo's, maar het is pijnlijk om haar nu naast een zangeres als Cheryl Barker te horen. Het feit dat ze geen stem meer heeft of niet voldoende adem om een deftige frase te zingen, wordt op deze manier des te duidelijker. Ze heeft hier en daar nog wel een paar goede noten, maar het hangt niet meer aan elkaar... het een en weer schakelen tussen haar registers maakt het er ook niet mooier op. Ik kan begrijpen dat zangers geen afscheid kunnen nemen van het publiek, maar op een bepaald moment is het gewoon tijd om toe te geven dat de stem niet meer meewil. Voor Rita Gorr is die tijd overduidelijk gekomen.
Cheryl Barker en Rita Gorr zongen enkel in Suor Angelica, maar de meeste andere zangers zongen in twee of drie opera's. Stephen Kechulius zong zowel Michele als Gianni Schicchi. Hij had vooral enige problemen met de rol van Michele. De laagste noten in "Nulla, silenzio" werden zo goed als mogelijk ontweken, waardoor de monoloog een deel van zijn dreiging verloor. Anderzijds was zijn verwijt - "sgualdrina" - meer beladen met verdriet dan met wraakzuchtige bitterheid, wat best wel een interessante optie is. Al bij al was hij een aanvaardbare Michele. De rol van Gianni Schicchi lag hem duidelijk beter. Misschien omdat Gianni Schicchi meer gedragen wordt door ensemble-werk en dat het eenvoudiger is om een en ander weg te steken achter de typetjes die daar neergezet worden. Hetzelfde geldt trouwens voor Jaqueline Mayeur die de rollen van La frugola en Zita zong. Met dat verschil dat ik haar vocaal wel problematisch vond... met een stem die ergens in haar keel blijft steken en niet 'vanuit haar buik' komt.
De andere grote rol in Il tabarro is die van Giorgetta, gezongen door Amy Johnson. In het begin vond ik haar stem wat dunnetjes, maar dat verbeterde snel eenmaal dat ze ingezongen was. Ze heeft een stem die nogal metaalachtig klinkt en daardoor enige tijd vraagt om aan te wennen. Maar eenmaal het zover is, zingt ze de rest van de Tabarro-bezetting naar huis. Wat mij betreft een ontdekking, hopende dat we haar nog terughoren in de Vlaamse Opera.
Dan is er nog de tenor Gerard Powers, die eerder in de Vlaamse Opera al Hoffmann zong en dit seizoen nog Werther zal zingen. Hij heeft wel een mooi timbre, maar niet voldoende kracht om Luigi te zingen. Zijn stem bloeit nooit echt open en blijft ergens halverwege in de lucht hangen. Ook stilistisch gezien heb ik er problemen mee dat het tegenwoordig mode is om Puccini portameno-loos te zingen.
Samengevat heeft deze productie zowel zijn diepte- als hoogtepunten, maar een die - alleen al omwille van Cheryl Barkers messa di voce - de moeite waard was om nog eens te horen...
Publicatie: woensdag 25 september 2002 om 21:33
Rubriek: Opera