Die Feen in Parijs
Die Feen is de eerste opera die Wagner op 20-jarige leeftijd componeerde, alhoewel hij pas in 1888 - vijf jaar na zijn dood - gecreëerd werd in München. Het Théâtre du Châtelet gaf een zeldzame uitvoering van dit jeugdwerk onder de gedreven leiding van Marc Minkowski.
Het is misschien nuttig om vooraf even de handeling samen te vatten. De ridder Arindal is verliefd op de fee Ada. Ze wil haar onsterfelijkheid opgeven als Arindal gedurende acht jaar niet naar haar naam of herkomst vraagt (tiens, tiens, waar hebben we dat nog gehoord?). Net voor de 'Frist um is', vraagt hij haar naam waarna ze afscheid moeten nemen. Hij zweert echter dat hij haar nooit zal vervloeken. Om Arindal terug te winnen, moet Ada hem aan een aantal beproevingen onderwerpen. Ze verschijnt aan Arindal waarbij ze doet alsof ze hun twee kinderen vermoord. Hij vervloekt haar, waarop zij voor 100 jaar in steen verandert en hij waanzinnig wordt. Arindal krijgt van de magiër Groma een schild, een zwaard en een toverlier. Met de eerste twee dringt hij door de verdediging van de feeënwereld (klinkt ook bekend!) en met zijn gezang wordt ze terug levend. Arindal wordt onsterfelijk en regeert samen met Ada verder over het feeënrijk. Terwijl zijn zus Lora en ridder Morald hem opvolgen in zijn werelds koninkrijk.
Voor een debuutopera is Die Feen een verrassend matuur werk. Er zitten nog wel wat zwakke punten in - het eerste bedrijf had bijvoorbeeld een stuk korter gekund - maar ook een aantal heel sterke (zoals het hele tweede bedrijf). Verschillende thema's die Wagner later nog uitgebreider zou behandelen, komen in deze opera al voor... ook muzikaal. Zonder een musicologische vinger te kunnen leggen op details, hoorde ik vaak Lohengrin en Tannhäuser, en een uitzonderlijke keer zelfs Tristan und Isolde. Ada en Arindal kunnen trouwens als het prototype beschouwd worden van Tristan en Isolde, of zelfs van Siegfried en Brünnhilde... zij het met een iets positievere afloop. Het is natuurlijk wel leuk om naar de "oude" Wagner te zoeken in deze opera, maar deze grote romantische opera is veel meer verankerd in wat voorafgaat en dan vooral de muziek van Weber en Marschner (nog een componist die dringend eens terug opgevist moet worden door onze operahuizen), maar ook Mozart en Beethoven.
Emilio Sagi heeft een passend feeërieke en kleurrijke enscenering bedacht. Het decor van Daniel Bianco is eenvoudig gehouden met een volledig zwarte ruimte. Een podium met een paar opstapjes zorgt voor het nodige reliëf. De meestal afgesloten ruimte zorgt af en toe wel voor wat files als het koor de scène moet verlaten.
Christiane Libor is de ster van de avond als de fee Ada. Ze heeft een stralende stem met grote omvang, zonder echt dramatisch te zijn, en het nodige uithoudingsvermogen. Vooral voor haar grote aria in het tweede bedrijf, "Weh' mir, so nah' die fürchterliche Stunde", zijn al die kwaliteiten nodig. Op geen enkel moment leek ze te verzwakken, waardoor ze op het einde nog even fris en jeugdig klonk als in het begin.
Hetzelfde kan echter niet gezegd worden over de Arindal van William Joyner. Voor Arindal is een Heldentenor nodig, met minstens een Siegmund- maar eigenlijk een Siegfried-stem. Veel van Joyners noten zijn krachtloos en op de momenten dat hij er moet staan, struikelt hij. Zijn meest dramatische moment is het moment dat hij Ada vervloekt, maar die vloek gaat verloren in een vaag gerochel. Zijn lyrische aria "Ich seh' den Himmel" in het derde bedrijf doet hij wel goed. Maar in het algemeen is hij teleurstellend. Anderzijds kan ik wel begrijpen dat de grote Wagnertenoren van het moment niet staan te springen om tijd te investeren om zo'n lange rol in te studeren, die ze misschien later nooit meer zullen zingen.
Naast deze twee grote partijen, zijn er nog een hoop kleinere rollen die echter ook grote stemmen vragen. Zo vinden we Laurent Naouri in de rol van Gernot, een van de dienaars van Arindal, en Judith Gauthier als Drolla. Samen zingen ze een Papageno-Papagena-achtig duet wat voor een komische noot zorgde. Morald werd gezongen door een brullende Laurent Alvaro.
Maar de grootste "bijrol" is die van Lora, die vertolkt werd door Lina Tetruashvili. Zij heeft een kanjer van een aria in het tweede bedrijf, "O musst du Hoffnung schwinden". Het is een aria in de Italiaanse stijl en eindigt zelfs met een volbloed-cabelatta. Tetruashvili had die aria even goed in het Italiaans kunnen zingen, want ik heb geen letter verstaan van wat waarschijnlijk een Duitse tekst is. Maar vocaal was haar uitvoering indrukwekkend, waarvoor ze zelfs een uitzinnnig applaus kreeg (ja, ja, applaus tijdens een Wagneropera... het kan).
Publicatie: vrijdag 10 april 2009 om 09:23
Rubriek: Opera