Il Grand' Inquisitor

Béatrice et Bénédict in Parijs

Het hoeft niet altijd Damnation of Troyens te zijn. Een concertante opvoering van Béatrice et Bénédict in het Théâtre des Champs-Elysées is altijd weer een aangename herontdekking... zeker als Berlioziaan van het eerste uur Sir Colin Davis voor het orkest, in dit geval het Orchestre National de France, staat. En zeker als de vocale bezetting ook in de buurt van de perfectie komt.

Maar het is in de eerste plaats Sir Colin Davis die meeste lof toegezwaaid moet krijgen. Meteen vanaf het begin grijpt hij de aandacht met een spannende en verfijnde uitvoering van de ouverture. Tijdens de nocturne op het einde van het eerste bedrijf - het duet van Ursule en Héro "Vous soupirez, Madame" - gaat het licht op het podium langzaam uit, perfect synchroon met de inslapende orkestmuziek. Ik heb het gevoel dat deze opera van Berlioz wat ondergewaardeerd wordt. Naast dat duet zitten er nog tal van pareltjes in de partituur. Het vrouwentrio van Béatrice, Héro en Ursule "Je vais d'un coeur aimant" is van een onaardse schoonheid en verfijning waar zelfs het Rosenkavalier-trio niet aan kan tippen...

Joyce DiDonato, de Béatrice van de avond, lijkt ook onder de indruk van Sir Colin, getuige haar bijdrage op haar blog. Ze moet echter niet voor hem onderdoen. Haar Béatrice ademt natuurlijkheid uit en in de gesproken dialogen creëert ze een geloofwaardige Béatrice, die probeert 'cool' te blijven om haar liefde voor Bénédict niet toe te geven. Op vocaal vlak lijkt ze de evidente erfgename van Susan Graham te worden in dit repertoire. Tijdens haar grote aria "Dieu, que viens-je d'entendre ... Il m'en souvient" zat iedereen vastgenageld in zijn zetel (en dat was niet enkel het gevolg van de kabouterzeteltjes die ze in the TCE hebben).

Bénédict heeft met "Ah! je vais l'aimer" de bekendste aria uit deze opera. De lichte tenor van Charles Workman heeft de nodige kracht om de verliefde strijder uit te beelden en zeilt moeiteloos doorheen zijn partituur. De rest van de bezetting is volledig afkomstig uit Frankrijk. Bij de kleinere rolletjes herkennen we Jean-François Lapointe als Claudio en Nicolas Cavallier als Don Pedro. Héro is de tegenhanger van Béatrice. Nathalie Manfrino zong Héro's openingsaria "Je vais le voir" met weinig impact, maar haar stem bloeit verder open naarmate de avond vorderde, alhoewel ze een vrij generieke klank heeft.

De kapelmeester Somarone werd gezongen door Jean-Philippe Lafont, die voor de hilarische noot moet zorgen. Tijdens de repetitie van zijn "chef d'oeuvre" haalt hij Sir Colin Davis weg van voor het orkest, breekt zijn dirigeerstokje en dirigeert dan zelf een rammelende repetitie. Zijn improvisatie van "Le vin de Syracuse" is totaal overdreven. De aria van Béatrice die daarna komt, zorgt voor een des te groter contrast.

De interactie tussen de zangers en het koor, vooral tijdens de dialogen, zorgde ervoor dat ik op geen enkel moment spijt had dat het "maar" een concertante opvoering was...

Publicatie: zondag 8 februari 2009 om 09:59
Rubriek: Opera