La forza del destino in de Munt
Het doek is vervangen door zwarte gordijnen, de lampen zijn omwikkeld met blauw folie... het lijkt wel een mortuarium als je het auditorium van de Munt binnenstapt. De sfeer is meteen geschapen voor La forza del destino, die begint met de toevallige dood van de markies van Calatrava en eindigt met de dood van zijn twee kinderen. Als Kazushi Ono zijn dirigeerstokje in de lucht steekt, klinkt een donderslag en beginnen de gordijnen te wapperen.
De theaterregisseur Dirk Tanghe maakte daarmee zijn operadebuut. Zijn - naar eigen zeggen - eigen keuze om met Forza te beginnen, is op zijn minst verrassend. Ofwel is hij niet op de hoogte van het feit dat Forza in operakringen dezelfde ongeluk brengende status heeft, als Macbeth in het reguliere theater. Ofwel houdt hij van een uitdaging om het chaotische verhaal met zijn talloze scènewisselingen helder te vertellen. Dat laatste is hem in ieder geval goed gelukt.
Voor een keer zien we in de Munt een enscenering die geen knettergekke vrijheden neemt met het libretto. De paters zijn herkenbaar als paters en de soldaten hebben zelfs zwaarden. Leonora heeft géén incestueuze relatie met haar vader en wordt ook niet verkracht door Padre Guardiano, Don Carlo di Vargas is geen wraakzuchtige Hells Angel en Preziosilla is geen cowgirl. Je zou deze enscenering zo kunnen verplaatsen naar het Luikse operahuis zonder daar ook maar iemand te shockeren.
Voor de scènewisselingen grijpt Dirk Tanghe terug naar een variatie op de aloude techniek van de geschilderde doeken. In de eerste twee bedrijven wordt voor elke scène een grijze muur omhoog getrokken en wordt erachter een andere muur neergelaten. Het gaat efficiënt snel, waardoor de muzikale continuïteit nauwelijks onderbroken wordt. Het enige zwakke punt van de enscenering vond ik zijn koorbehandeling; die is zo goed als afwezig. Soms komt het koor gewoon de scène opgestormd, gaat in formatie staan en zingt recht de zaal in.
De muzikale kant van de voorstelling wordt door deze enscenering geen strobreed in de weg gelegd... en bij het orkest en de solisten viel er heel wat te genieten, maar er waren ook minpuntjes.
De aangekondigde ster van de avond, Eva-Maria Westbroek die haar rol- en Muntdebuut maakte als Leonora, was voor mij een teleurstelling. Aanvankelijk kon ze charmeren met haar grote ronde stem vol nuances, waarmee ze de eerste twee bedrijven zong. Maar de ultieme test is haar aria "Pace, pace" in het laatste bedrijf en daar rammelde het. De eerste "pace" was geen perfecte messa di voce, haar hoge sibemol was een piepnoot en de herhaalde malediziones op het einde duwt ze langs onder uit haar keel. Ze heeft ongetwijfeld alles in huis om een grote Verdi-zangeres te worden. Maar op basis van wat ik gisteren hoorde, ligt het Wagnerrepertoire momenteel iets beter in haar stem.
Tot voor een paar jaren, specialiseerde Zoran Todorovich zich in het belcantorepertoire, waarin we hem in de Vlaamse Opera hebben kunnen horen, zonder veel succes overigens. Zoals hij in het februarinummer van Das Opernglas vertelde, is hij een paar jaar geleden van leraar veranderd en heeft hij zich omgeschoold tot het spinto-repertoire, waarin hij zich een stuk beter voelt. Die verandering kan als een succes omschreven worden. Zijn stem heeft vuur en passie, zit vol metaal en strijdlust, heeft stralende hoge noten (weliswaar met een paar onzuiverheden) en kan ook nuanceren... allemaal eigenschappen die essentieel zijn voor een geslaagde Don Alvaro. Hij zingt met zoveel portamento's en legato dat ik moet teruggrijpen naar opnames van de jaren '40 om dat te horen.
Carlo Colombara zou misschien wat legato kunnen lenen van Todorovich. Zijn bastimbre klinkt fantastisch en met de nodige autoriteit voor Padre Guardiano. Maar hij neemt al te vaak de staccato-aanduidingen van de strijkers over, waardoor ik constant op mijn honger bleef zitten... heel frustrerend om dat prachtig stemmateriaal te horen en het tegelijkertijd zo verkwanseld zien worden. Ik was ook minder overtuigd van Vassily Gerello als Don Carlo di Vargas. Vaak produceert hij het nodige heroische geluid, maar al te vaak wordt zijn stem te week op de cruciale momenten. José van Dam zong de buffo-rol van Fra Melitone en deed dat met dezelfde subtiliteit als zijn Falstaff, maar dan met veel gebrul. Wat hij tegenwoordig aan stem ontbeert, compenseert hij met humor. Ik vraag me wel af hoe hij over twee jaar bij zijn afscheid nog door Don Quichotte gaat geraken, maar misschien verrast hij ons dan nog eens, zoals bij zijn onvergetelijke Boris...
Publicatie: donderdag 12 juni 2008 om 16:45
Rubriek: Opera