Un ballo in maschera in Amsterdam
Oorspronkelijk zou Rolando Villazon in Amsterdam zijn roldebuut van Riccardo gemaakt hebben in Un ballo in maschera. Maar na alle stemproblemen vorig jaar, heeft hij daar wijselijk vanaf gezien.
Voor de eerste reeks voorstellingen was Roberto Aronica de tenor van dienst. Ik hoorde gisteren Giorgio Casciarri als Riccardo, alhoewel die niets te zoeken heeft in dit repertoire. In het eerste bedrijf duwde hij nog veel op zijn stem om ze met veel vibrato aan te dikken. Hij verloor ook vaak het dirigeerstokje van Carlo Rizzi uit het oog. Tijdens het grote liefdesduet van het tweede bedrijf zat hij tegen het einde op zijn tandvlees. Gelukkig heeft hij nadien wat tijd om te recupereren voor zijn sterfscène, maar veel hielp het niet. Volgens mij zou hij Duca's, Alfredo's en Nemorino's moeten zingen en niet dit spinto-repertoire. Desalniettemin kreeg hij van de Nederlanders een staande ovatie... maar ja, ik weet niet wat een zanger moet doen om in Amsterdam géén staande ovatie te krijgen.
De enige andere zanger die wat tegenviel, was Rosemary Joshua als de page Oscar. Met al haar Handel-ervaring had ik verwacht dat een virtuose rol als Oscar haar wel zou liggen, maar Verdi-coloraturen zijn blijkbaar toch nog iets anders. Ze verslikte zich regelmatig in de tekst van haar twee aria's, waardoor de lijn haperde en het niet echt sprankelde.
De rest van de zangers waren wel allemaal uitstekend. In de eerste plaats was er Tatjana Serjan die Amelia zong met een ruime stem en donkere kleuren. Ze bracht ook de nodige intensiteit op in de galgenveldscène en rondde haar prestatie af met een aangrijpende "Morrò, ma prima in grazia". Na alle andere Verdi-rollen die Andrzej Dobber al vertolkt heeft, hoorde ik hem nu voor het eerst als Renato. In "Alla vita che t'arride" leek hij zich nog in te houden. "Eri tu" was echter zijn gloriemoment met een robuust begin en een ontroerend dolcezza-deel. Marianne Cornetti tenslotte, zong Ulrica met veel dreiging en diepe altstem... zij was wel het slachtoffer van de regisseur Claus Guth.
Deze productie is afkomstig van Frankfurt en is volledig verplaatst naar de hedendaagse tijd. Riccardo is blijkbaar een politicus die zelfs zijn affichecampagne Voor een duidelijke weg naar de toekomst in zijn bureau heeft hangen. Oscar is geen travestierol, maar is de secretaresse van Riccardo. Tot daar kan ik nog volgen. De eerste scène werkt zelfs heel goed. Riccardo heeft een groot kantoor en het koor zit opeengepropt in de gang buiten. Riccardo en de rechter worden een voor een binnengelaten, waardoor een heel heldere uiteenzetting van het verhaal ontstaat.
Voor de overgang naar de Ulrica-scène schuift het volledige decor van Christoph Sehl opzij en zien we een gang in hetzelfde kantoorgebouw, waar een Oost-Europese kuisvrouw een vlek (bloed ?) uit het tapijt probeert te verwijderen. Die kuisvrouw is Ulrica en daarna verdwijnt de geloofwaardigheid van heel die scène als ze satan oproept uit haar emmer. Silvano wordt daarenboven ook nog eens veranderd in een buffo-figuur, die als een oude man met krukken opkomt, maar na de vervulling van de profetie heeft hij niet alleen geld en een bevordering, maar is hij ook nog eens genezen... Het wordt helemaal belachelijk als hij op het einde van de scène gevolgd wordt door een cameraploeg aan wie hij springend zijn verhaal vertelt.
Voor de overgang naar het tweede bedrijf schuift heel het decor weer verder naar een volgende kamer... tenminste dat was de bedoeling. Na een paar maten muziek kraakt het, valt alles stil en komt het doek naar beneden. Een paar minuten later gaat het doek terug op, maar meteen in de juiste kamer. Dat galgenveld is een kamer waarvan het plafond ingestort is. Door dat gat valt er sneeuw. Mooi was wel hoe Riccardo als een van de geesten opduikt, die Amelia denkt te zien. In Odeon 68 staat trouwens een heel artikel over de technische achtergrond van die decorwisselingen.
De rest van de bedrijven passen wel redelijk goed bij het concept van Claus Guth. Vooral de scène ten huize van Amelia en Renato zit goed in elkaar. Er is een klein huisje met één kamer gebouwd, "buiten" staat een schommel waar het zoontje speelt. Door deze omgeving verloopt het komen en gaan van Oscar, Amelia, de samenzweerders heel natuurlijk. Ook het laatste bedrijf werkt goed. Dan wordt nog meer gebruik gemaakt van dat heen en weer rijdend decor, deze keer gelukkig zonder problemen. In de ene zaal verloopt het gemaskerd bal (met pruiken en échte kostuums) terwijl Riccardo vermoord wordt op de plek van de vlek die Ulrica een paar taferelen eerder probeerde te verwijderen.
Ware het niet voor die idiote Ulrica-scène, dan zou het zelfs een geslaagde enscenering kunnen geworden zijn. En met een tenor die de rol aankan, zou het helemaal mooi geweest zijn.
Publicatie: vrijdag 2 mei 2008 om 10:38
Rubriek: Opera