Dietrich Henschel in de Munt
Tussen de repetities voor Wozzeck door, zong Dietrich Henschel een liedrecital in de Munt. Zijn vaste pianist Fritz Schwinghammer zat aan de piano. Om in de sfeer van de Tweede Weense School te blijven, stonden liederen van de jonge Anton Webern op het programma, maar comfortabel ingebed in een dosis liederen van Brahms.
Brahms' Opus 57 wordt normaal niet in zijn geheel uitgevoerd. De bekendste liederen uit dit opus - Ach, wende diesen Blick en Unbewegte laue Luft - zijn uiteraard wel vaker te horen. Maar bij de onbekendere liederen zaten toch nog een paar liederen die de moeite waard zijn, zoals Es träumte mir, ich sei dir teuer.
Maar de echte ontdekking waren de Fünf Lieder, Opus 3 van Anton Webern. Het zijn vijf liederen uit de cyclus "Der siebente Ring" van de dichter Stefan George. Dietrich Henschel is een van die zeldzame zangers die er in slaagt om dit soort liederen op een boeiende manier te vertolken, waardoor je bijna de indruk krijgt dat het toch goede liederen zijn. Zijn hypnotiserende uitvoering had me dan ook van meet af aan in zijn ban. Ik ben er dan ook van overtuigd dat hij een heel goede Wozzeck zal zijn.
Mooi in het midden van de avond kwam het "pièce de résistance"... Brahms' Vier ernste Gesänge. Het eerste lied Denn es gehet dem Menschen wie dem Vieh begon een tikkeltje te snel, maar ik was snel ingesteld op hun interpretatie. Heel mooi ook waren de details in de piano tijdens Ich wandte mich, und sahe. Bijvoorbeeld "die Unrecht leiden unter der Sonne" inspireerde Schwinghammer om een straaltje van hoop te laten weerklinken wat de hoop, geloof en liefde van het vierde lied al aankondigde. In O Tod, wie bitter bist du liet hij kort een huppelend pianostukje horen, waardoor dit plechtstatig lied iets had van een danse macabre. En als Dietrich Henschel de cyclus beëindigde met Wenn ich mit Menschen und mit Engelzungen redete, moest ik onwillekeurig aan een getormenteerde Wolfram denken die over de liefde zingt.
Die getormendeerdheid domineert ook zijn gelaatstrekken. Zelfs iets te veel waardoor je de indruk hebt dat hij heel moeizaam zingt en waardoor het lijkt alsof die expressie ook in zijn stem zit. Maar als je je ogen sluit, dan klinkt zijn stem wel redelijk normaal... afgezien van zijn verscheurende hoge noten. Al die verwrongen mondposities past hij waarschijnlijk toe om zijn articulatie juist te hebben en daar slaagt hij volledig in. Zijn Duits is van de eerste tot de laatste letter perfect verstaanbaar.
Na de pauze volgde het Opus 4 van Webern, ook op gedichten van Stefan George. Maar die spraken minder aan dan die van Opus 3. Tenslotte kwam er nog een serieuze brok Brahmsiaanse meezingers zoals Sonntag, Der Gang zum Liebchen of Sommerabend, maar ook eindeloos lange liederen als Regenlied of Abendregen. Hij sloot de avond af met twee bisnummers... Meine Liebe ist grün en Ständchen, allebei van Brahms.
Publicatie: dinsdag 5 februari 2008 om 09:33
Rubriek: Liedrecital