Schubertiade Schwarzenberg I
In Schwarzenberg (Oostenrijk) is voor de 28e keer de Schubertiade van start gegaan. De Schubertiade bestaat uit twee weken in juni en twee weken in augustus/september. Van de juni-sessie heb ik ongeveer de eerste week meegemaakt.
Naast de traditionele dosis Schubert staan er dit jaar uiteraad ook veel liederen van Hugo Wolf op het programma. Zo ook in het programma van Angelika Kirchschlager en Helmut Deutsch. Ze begon wel met Schubert... rustig met liederen als An Silvia en Bei dir allein. Maar net als je begint te denken dat het een kalme Schubertnamiddag gaat worden, grijpt ze je plotseling naar de keel met Wehmut. En haar opbouw van de laatste strofe van Du bist die Ruh' laat je nekharen recht staan... niet in het minst door haar magisch diminuendo op "erhellt".
Na Schubert stonden de Lieder eines fahrenden Gesellen op het programma, en dat was een vergissing. Voor deze liederen gebruikte ze de partituur. Ze is duidelijk nog niet helemaal klaar om de cyclus op het podium te brengen; meteen al in de eerste strofe van Wenn mein Schatz Hochzeit macht geraakte ze de draad kwijt. En ook in Ich hab' ein glühend Messer liet ze wat steekjes vallen.
Maar dan kwam Hugo Wolf. Eerst de vrij onbekende Keller-Lieder. Deze zes liederen zijn van het vreemdste wat Wolf gecomponeerd heeft. Zowel de liedteksten, als de combinatie van de liederen, als de muziek (niet in het minst de piano) zijn knettergek... een kolfje naar de hand van Kirchschlager. Na Das Köhlerweib ist trunken proest ze het zelfs uit, om nadien meteen haar "serieux" terug te vinden voor een ingetogen Wie glänzt der helle Mond.
Dergelijke afwisseling van emoties krijgen we ook te horen bij de Mörike-Lieder. Het dubbelzinnige Erstes Liebeslied eines Mädchen wordt bijvoorbeeld gevolgd door het aangrijpende Das verlassene Mägdlein. Eerder had ze al alle registers opengetrokken voor een koket Der Knabe und das Immlein, of Nimmersatte Liebe dat ze met veel Weense "Schwung" gezongen had. Al haar vocale kleurenpracht culmineerde in Auf einer Wanderung.
Bij Juliane Banse stond ook Hugo Wolf op het programma. Bij de Mörike-Lieder was er - bijna overmijdelijk - een overlap met de keuze van Kirchschlager. Het grootste verschil lag vooral in haar pianist. Justus Zeyen heeft een meer transparante benadering dan Helmut Deutsch. En dit gecombineerd met de sopraantessituur geeft een heel heldere uitvoering van o.a. Begegnung. Banse benadert Nimmersatte Liebe dan weer eerder als de wijze vrouw die over de liefde vertelt. Maar er zijn ook andere Mörike-Lieder. Na het Wagneriaanse Lied vom Winde snijdt ze de meer mysterieuze gedichten aan. Die Geister am Mummelsee worden gotisch ingekleurd, in dezelfde sfeer gaat ze verder met Nixe Binsefuß. Na de pauze zong ze ook nog Goethe-liederen van Wolf, waarvan het hoogtepunt meteen aan het begin kwam met het intiem gedragen Anakreons Grab.
De twee Wolf-delen werden respectievelijk voorafgegaan door Brahms en Schubert. Bij Brahms sprongen vooral Feldeinsamkeit en Auf dem Kirchhofe eruit. Het was interessant om ook eens Brahms' versie van An eine Aolsharfe te horen, alhoewel die niet in de buurt komt van Wolfs versie.
Voor Schubert werd ook inspiratie gezocht bij Goethe (als je de tenminste de twee Suleika liederen ook aan Goethe toeschrijft). Afgezien van het hemelse Erster Verlust hadden deze liederen niet dezelfde impact als Banses Wolf-interpretaties. Maar dat werd ruimschoots goedgemaakt met haar eerste bisnummer Gretchen am Spinnrade... perfect gezongen en schitterend begeleid door Justus Zeyen. De manier waarop hij - na Gretchens climax op "Küß" - het spinnenwiel aarzelend terug op gang trekt, was geniaal.
De namiddag werd afgerond met Brahms' Wiegenlied. Juliane Banse is trouwens hoogzwanger en zal deze zomer bevallen van haar tweede kind.
Het recital 's avonds hoort thuis in de categorie "Fenomenaal". Thomas Hampson zong liederen uit Des Knaben Wunderhorn van Mahler. De vorige keer dat ik hem dit heb horen zingen was in Salzburg, met orkestbegeleiding. En dat we me toen erg tegengevallen. Maar in de veel kleinere Angelika-Kauffmann-Saal en met "enkel" een piano kan hij met nuances spelen en hoeft hij niet over het orkest te brullen.
Trouwens, wie heeft een orkest nodig als je Wolfram Rieger aan de piano hebt zitten. De verfijning en de klasse waarmee hij details uit de parituut haalt, laten je snel vergeten dat er ook een orkestversie bestaat. De verklanking van nachtigalen, leeuweriken en koekoeken zijn evident, denk maar aan Lob des hohen Verstandes. Maar ook een alpenhoorn (Zur Straßburg auf der Schanz'), een heel regiment marcherende soldaten (Revelge) of kanongebulder (Der Tamboursg'sell) zijn helemaal geen probleem. En heb je al ooit een piano brood horen kneden ?
Om wat structuur te brengen in de variëteit van de Wunderhorn-liederen had Hampson ze ingedeeld in drie blokken, en elk deel een titel gegeven.
Het begon luchtig met "Fabeln und Parabeln - von Natur und Mensch" en liederen als Ablösung im Sommer of de toch bittere preek van St-Antonius.
Het tweede deel waren "Humoresken und Balladen - Bilder der Trennung und des Krieges". Heel mooi in deze groep waren de twee scheidingsliederen Scheiden und Meiden, wat heel extrovert en enthousiast gezongen werd, en - als keerzijde van de medaille - Nicht wiedersehen, wat een ontroerend moment was die avond. Als slot ging Zu Straßburg auf der Schanz' zonder onderbreking over in Revelge. De uitputting begon hier voelbaar te worden en Hampson verviel in zijn gebruikelijke maniërismen... maar hierna was het gelukkig pauze om terug op adem te komen.
Het laatste deel had de titel "Balladen und Gleichnisse - Diesseits und Jenseits" meegekregen. Het uitbundige Lied des Verfolgten im Turm werd gevolgd door het honderd procent mooi gezongen Wo die schönen Trompeten blasen. Wolfram Rieger trad nog eens duidelijk op het voorplan in de "orkestrale" tussenstukken van Das himmlische Leben... groots !
De avond werd afgerond met nog drie Mahler-bisnummers. Het was een lange, maar heel bevredigende avond.
"Heil'ge Nacht, du sinkest nieder"... daarmee was de toon en het thema gezet voor de groep Schubertliederen waarmee Matthias Goerne en Eric Scheider hun recital begonnen.
Na Nacht und Träume volgende nog Wehmut, Der Zwerg, Auf dem Wasser zu singen en Auf der Bruck. Op papier was dit een mooi opgebouwde selectie van liederen die zich allemaal in de avondschemering afspelen. Alleen spijtig dat Goerne zich wentelt in wolligheid, zowel op vocaal vlak (zowat elke inzet is vaag) als op vlak van zijn uitspraak. Bijkomend zingt hij alle liederen met eenzelfde mezza voce... wat op zich wel indrukwekkend is, maar op den duur ook eentonig wordt. Enkel bij het einde van Der Zwerg en bij Auf der Bruck laat hij zijn mezza voce even los en doet hij eindelijk iets... een gemiste kans.
Het Schubertdeel werd afgesloten met <gaap> Viola.
Het tweede deel van het programma bestond uit een tiental Mörike-Lieder. Deze liederen ontlokten iets meer variatie, maar was nauwelijks overtuigend. Alles bij elkaar een teleurstellende avond.
Een paar maanden geleden heeft Wolfram Rieger een opmerkelijke Frauenliebe und Leben gebracht in de Munt met Petra Lang. In Schwarzenberg mocht hij dat nog eens overdoen met Barbara Bonney.
Ik weet niet wat er aan de hand is met Barbara Bonney, maar het trok nergens op. In plaats van de teksten te zingen, vocaliseerde ze op de klinkers. Voor de gemakkelijkheid sloeg ze de medeklinkers maar over, waardoor ze de cyclus net zo goed in het Swahili had kunnen zingen. Daar bovenop kwamen dan nog eens vreemde tempokeuzes, zoals een supersnel Helft mir, ihr Schwestern of een zo traag Süßer Freund, du blickest mich verwundert an dat het meer op een treurzang leek dan op de voorzichtig ontluikende vreugde over haar zwangerschap. Zelfs Wolfram Rieger kon hier niet veel meer aan goedmaken... wat nog maar eens aantoont dat in een liedrecital de inspiratie van beide kanten moet komen.
Ik had het al halvelings zien aankomen. Vooraf had ze zich al door de Mozart-cantate Die ihr des unermeßlichen Weltalls Schöpfer ehrt gebroebeld. En in haar keuze van Engelse Haydnliederen vielen niet alleen de afwezige medeklinkers op, maar ook nog eens overgemodificeerde klinkers.
Om te eindigen werd het duo aangevuld met de klarinettist Paul Meyer voor Der Hirt auf dem Felsen. Het aantal fouten dat Bonney hierin maakte was nauwelijks bij te houden... en dan was het niet enkel die gemiste hoge si op "es zum Himmel zieht". Als bisnummers zong ze nog Der Nußbaum en - vermoedelijk in het Italiaans - Porgi amor.
Enfin... ik hoop dat Bonney zich herpakt. Het zou zonde zijn als ze nu al afgeschreven zou zijn.
Ondanks de twee vorige teleurstellende recitals werd mijn Schubertiade-bezoek toch nog mooi afgesloten met het duo-recital van Bernarda Fink en Olaf Bär, met Helmut Deutsch aan de piano. Olaf Bär kondigde vooraf wel aan dat hij last had van een allergie en dat hij daarom iets anders zou klinken dan normaal. In de hoogte klonk hij wat rafelig, maar voor de rest viel het uiteindelijk nog goed mee.
Zo'n duorecital is altijd wel interessant omdat een repertoire gebracht kan worden wat men anders nooit of zelden hoort. Een klassieker bij deze gelegenheden is Schumanns Opus 98a met Lieder aus Wilhelm Meister. Dit zijn weliswaar geen duetten, maar aangezien de liederen van Mignon afgewisseld worden met die van de Harfner komen ze toch in aanmerking. Maar los daarvan bestond de rest van het programma uit "echte" duetten van Schumann, Brahms en - de mij onbekende - Emil Matthiesen.
Gezien de omstandigheden was het onvermijdelijk dat Bernarda Fink de zaak domineerde. Na een barok-carriere, heeft ze zich recentelijk aan het Lied gewaagd. In zoverre dit recital een indicatie mag zijn, is ze goed op weg om een positie in het wereldje van Lied-mezzo's te verwerven. Ze is trouwens volgend jaar tweemaal in België te beluisteren in zowel De Munt als deSingel.
Publicatie: vrijdag 13 juni 2003 om 10:41
Rubriek: Liedrecital