Adventscantates in deSingel
Bach schreef drie cantates voor de eerste zondag van de Advent. Het idee om die drie cantates tijdens één concert uit te voeren, lijkt op papier misschien wel een goed idee omwille van de thematische eenheid... maar het leidt niet meteen tot het meest boeiende concert.
De drie cantates (BWV 61, 62 en 36) vertrekken allemaal vanuit het luthers adventslied "Nun komm, der Heiden Heiland". Het Collegium Vocale Gent onder leiding van Philippe Herreweghe voegden daar ook nog twee motetten aan toe op dezelfde liedtekst, respectievelijk van Heinrich Schütz en ene Samuel Scheidt. En alsof dat nog niet genoeg was, begonnen ze met de cantate Wie schön leuchtet der Morgenstern (BWV 1). Deze cantate werd geschreven voor het Feest van Maria Boodschap, wat niet rechtstreeks iets met de advent te maken heeft, maar wel verbonden is met de advent omwille van de eerste aankondiging van Christus.
Het openingskoraal van BWV 1 begon nogal rommelig en ook de rest van de cantate was vooral slaapverwekkend. De solisten stonden gewoon mee in het twaalfkoppige koor. De sopraan Dorothee Mields en de tenor Jan Kobow bleven in hun respectievelijke aria emotioneel nog op de achtergrond. Het slotkoraal "Wie bin ich doch so herzlich froh" gaf duidelijk weer waarom deze muziek eigenlijk niet thuishoort in een droge concertzaal en soms toch de lange nagalmtijd van een kerk nodig heeft. Ik was dan ook blij toen nadien Scheidts motet Nun komm, der Heyden Heyland voor een aangename afwisseling zorgde... enkel acht stemmen, enkel begeleid door het orgel, slechts drie minuten lang, maar zo simpel, zo mooi.
Voor de eerste adventscantate, Nun komm, der Heiden Heiland (BWV 61), gingen ze op het gevonden elan door. Jan Kobow was in het recitatief "Der Heiland ist gekommen" en de aria "Komm, Jesu, komm" nu wel emotioneel betrokken. Dorothee Mields volgde en ook haar aria "Öffne dich, mein ganzes Herze" werd subtiel vertolkt met een hemels 'O wie selig werd ich sein'. Ondertussen had Peter Kooij al even in de huid van Christus mogen kruipen toen hij met "Siehe, ich stehe vor der Tür und klopfe an" vocaal op de deur klopte, daarbij ondersteund door grappige pizzicati in het orkest.
Het tweede deel van het concert verliep gelijkaardig, met twee cantates - Schwingt euch freudig empor (BWV 36) en Nun komm der Heiden Heiland (BWV 62) - gescheiden door het motet van Schütz. Elk onderdeel op zich heeft onmiskenbare kwaliteiten. Maar als geheel bleef het onvermijdelijk teveel binnen dezelfde sfeer hangen.
Publicatie: donderdag 15 november 2007 om 21:19
Rubriek: Oratorium