Anne Sofie von Otter in het PSK
Vijftig jaar geleden, op 29 november 1957, overleed Erich Wolfgang Korngold. De herdenking van deze verjaardag was de inspiratie voor het recital dat Anne Sofie von Otter en Bengt Forsberg gisteren in het PSK brachten. Dit repertoire heeft vermoedelijk een deel van het potentiële publiek afgeschrikt, want de zaal zat maar voor driekwart vol.
Na het eerste lied Liebesbriefchen, dat von Otter met een mooi mezza voce zong, nam Bengt Forsberg het woord om wat uitleg te geven bij de muziek die ze gingen opvoeren. Na de pauze herhaalde hij dit voor het tweede deel. Daarbij gaf hij een korte samenvatting van wat ook reeds in het programmaboek stond.
Het eerste deel van de avond bestond voornamelijk uit liederen die niet van Korngold waren, maar van tijdgenoten om op die manier de context van Korngolds muziek te schetsen. Het mooiste uit de reeks was Flieder van Max Reger, waarbij Anne Sofie von Otter weer haar pianocultuur ten toon spreidde. Sigfrid Karg-Elert was mij totaal onbekend. Van hem brachten ze Kehr ein bei mir -de Rückert-tekst die door Schubert al onovertroffen getoonzet had als Du bist die Ruh- waarin von Otter een ragfijn Sehnsucht-portamento liet optekenen. Na Zemlinsky's Die drei Schwestern kwam het bekendere Sommertage uit Bergs Sieben frühe Lieder.
Schneeglöckchen is misschien Korngolds meest bekende lied en sloot dit eerste groepje liederen af. Ook dit werd weer correct afgehandeld op een hoge piep na. Om een of andere reden vonden ze het nodig om ook een deel instrumentale werken te brengen. Voor de pauze moesten we zo de vioolsonate Opus 6 van Korngold ondergaan. Bengt Forsberg kreeg het gezelschap van de Finse violist Pekka Kuusisto, die vooral op uiterlijk vertoon mikte (wat het PSK-publiek blijkbaar prachtig vond). De enige relevantie om deze vioolsonate op te voeren was het feit dat in de finale het thema uit Schneeglöckchen terugkeerde. Maar het half uur dat daaraan voorafging, hadden ze voor mijn part mogen couperen.
Tot aan de pauze hadden we eigenlijk relatief weinig van Anne Sofie von Otter gehoord. Ze had me met haar zes liederen nog niet echt overtuigd, zonder dat ik precies kon aanduiden waarom. Het eerste lied na de pauze Mond, so gehst du wieder auf bleek echter verhelderend. Wat het meest opviel, was de manier waarop ze de talloze portamenti zong, die zowel het ritme van de opkomende en ondergaande maan weergeeft als de pijn van het scheiden. Ze legde daar zoveel nadruk op, dat het na de derde keer gemanieerd begon te klinken. Heel het lied klonk berekend en onnatuurlijk. Dit lied komt uit de liedcyclus Abschiedslieder, waarmee Korngold vrienden wou herdenken die tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuveld waren. Maar ondanks die pijnlijke achtergrond, kwam daarvan niets door in haar interpretatie. Het is vooral deze koele afstandelijkheid die me, ook in de andere liederen, parten speelde.
Op expressief vlak veranderde ze echter totaal voor het laatste groepje liederen. Dit waren vier Engelse liederen op teksten van Shakespeare uit Four Shakespeare Songs en Songs of the Clown. Deze liederen hebben een lichter karakter, alhoewel Desdemona's Song niet meteen een vrolijk lied is. Maar in deze liederen was er plotseling humor, expressie en inleving. Op bepaalde momenten deed ze me zelfs aan de natuurlijkheid van Felicity Lott denken. Het was dan ook spijtig dat ze er niet slaagde om die spontaneïteit ook binnen te brengen in de serieuzere liederen van de avond.
Na nog een instrumentaal intermezzo, de suite Much ado about nothing, eindigden ze met Gluck, das mir verlieb uit Korngolds meest bekende opera Die tote Stadt. Ze leek niet veel bisnummers te willen zingen. Maar eentje, Alt-spanisch met een bloem in haar haar, kon er nog vanaf. Ze had trouwens het hele recital de partituur voor zich, alhoewel ze daar nauwelijks naar keek. Het voordeel was wel dat ze daardoor minder in de verleiding kwam voor overdreven theatrale gebaren, wat me bij vorige gelegenheden mateloos ergerde...
Publicatie: maandag 29 oktober 2007 om 17:37
Rubriek: Liedrecital