Il Grand' Inquisitor

Phaedra in de Munt

Het operaseizoen in de Munt begon met Phaedra, de nieuwste, en waarschijnlijk de laatste, opera van Hans Werner Henze. Het is een co-productie met onder andere de Berlijnse Staatsoper waar hij eerder deze maand gecreëerd werd.

Het eerste wat opvalt aan deze productie is de opstelling. Het orkest zit in de zaal onder het eerste balkon, de orkestbak ligt dicht en er loop een "catwalk" dwars door de zaal van het orkest naar het podium. Henze voorzag een klein orkest. In totaal zitten er maar 23 muzikanten in het Ensemble Modern onder de leiding van Michael Boder, met vooral percussie, hout- en koperblazers (waaronder zelfs een Wagnertuba). Er wordt ook gebruik gemaakt van elektronische muziek die door verschillende luidsprekers gestuurd wordt. Ik vond de muziek van Henze redelijk toegankelijk en soms zelfs melodieus, alhoewel het niet het soort muziek is dat ik dagelijks wil horen.

De bijdrage van scenograaf Olafur Eliasson bestaat vooral uit het bedenken van een spiegelende wand die de volledige ruimte van de prosceniumboog inneemt, en waarin je dan de zaal en het orkest weerspiegeld ziet... tenminste als je parterre of op het eerste middenbalkon zit. Die spiegelwand kan ook doorzichtig gemaakt worden, waardoor een tweede ruimte ontstaat met achteraan een tweede spiegelwand. Samen met de belichting zorgt dit allemaal voor mooie beelden.

De eerste scène - "Echo's galmen door de ruimte van het labyrint, in de diepten waar Theseus de Minotaurus versloeg; ze worden de stemmen van een nieuw verhaal: Phaedra en Hippolytus" - is hiervan een mooie illustratie. Midden in de zaal hangt een traag roterende open cilinder. Daar wordt eerst één spot op gericht en de weerkaatsingen zorgen voor constant bewegende cirkels in de zaal. Ik veronderstel dat dit een visuele vertaling is van de echo van het gevecht tussen Theseus en de Minotaurus. Tegen het einde van de scène worden er twee bijkomende spots op die cilinder gericht, waardoor het aantal cirkels verdrievoudigd werd. Bij dit beeld moest ik even aan "Die Nebensonnen" uit Winterreise denken, maar dit geheel terzijde. Zo ontstaan dan Phaedra en Hippolytus... waarna de oorspronkelijke spot traag gedoofd wordt.

Dit illustreert meteen ook een van de grootste problemen van de regie van Peter Mussbach. Als je vooraf de korte inhoud van de opera niet gelezen hebt, dan heb je er het raden naar wat er gebeurt. Die eerste scène was trouwens ook zonder boventitels en aangezien de tekstverstaanbaarheid niet fameus was (de zangers stonden toen ook bij het orkest onder het eerste balkon), heb je als publiek helemaal geen houvast meer.

Het libretto geeft weliswaar veel regie-aanduidingen, maar in de feitelijke regie vinden we daar niets van terug. Ik kan begrijpen dat een regisseur zijn eigen concept op een opera wil drukken, maar als zelfs de creërende regisseur voor de wereldcreatie zich niets aantrekt van het libretto, wie zal het dan wel doen ? De regie wordt daardoor heel onduidelijk en het verhaal is totaal niet te volgen, de gezongen tekst is op zich ook onvoldoende om alles te kunnen volgen.

Een ander voorbeeld... In het programmaboek schrijft de librettist Christian Lehnert dat ze uit de "Phèdre" van Racine de drie zelfmoordpogingen van Phaedra overgenomen hebben als structurering van het eerste bedrijf. Je zou dan verwachten dat die drie zelfmoordpogingen toch wel redelijk belangrijk zijn... maar in de regie is daar ook nauwelijks iets van terug te vinden. Phaedra staat op die momenten zelfs niet op de scène. Op de momenten, waarvan ik vermoedde dat die zelfmoordpogingen plaatsvonden, verspreidden vier verticale schijnwerpers een rood-oranje licht in de zaal. Dat kan misschien wel als ondersteuning dienen, maar het is onvoldoende... zeker voor een opera die nog niemand kent. En zo zijn er nog talloze voorbeelden te bedenken, waarbij de regie voor verwarring of onduidelijkheid zorgt.

De opera is geschreven voor vijf zangers. De twee protagonisten Phaedra en Hippolyt, krijgen elk een goddelijke tegenhanger in respectievelijk Aphrodite en Artemis. Op het einde van de opera is er nog een klein rolletje weggelegd voor de Minotauros, die ondertussen terug levend geworden is.

De titelrol was voorzien voor Magdalena Kozena, maar toen de repetities begonnen was ze nog niet voldoende hersteld van een ziekte om daaraan deel te nemen. Er zijn uiteindelijk twee vervangsters. Op de première zong Maria Riccarda Wesseling. Ze heeft een degelijke stem, zij het dat ze wat veel vibrato produceert in de laagte. John Mark Ainsley zong een heldere Hippolyt, maar in het tweede bedrijf begon zijn stem wat vermoeid te klinken. Marlis Petersen zong Aphrodite. Artemis, de godin van de jacht, werd verrassend gezongen door een contratenor. In dit geval was dat Axel Köhler die tevens met zijn "gewone" stem moest zingen. Die stem heeft weinig kleur, maar is nog altijd te verkiezen boven zijn brullende contratenorstem.

Het is een voorstelling die zeker de moeite van het bekijken waard is. Maar zorg er dan wel voor om vooraf de korte inhoud een paar keer zeer grondig gelezen te hebben, want in de voorstelling zelf vind je weinig aanknopingspunten.

Publicatie: zondag 16 september 2007 om 08:38
Rubriek: Opera