Il Grand' Inquisitor

Ian Bostridge in Antwerpen

In navolging van zijn groot idool, Dietrich Fischer-Dieskau, brachten de Engelse tenor Ian Bostridge en zijn pianist Julius Drake een heel traditioneel Liedprogramma dat opgebouwd was rond twee dichters en twee componisten... Goethe en Schubert voor de pauze en Eichendorff en Wolf na de pauze.

Maar daar houdt elke gelijkenis met "FiDi" dan ook op. Enig gevoel voor stijl en smaak is de Engelsman niet gegeven. We kregen dan ook een recital te horen (en te zien) dat enkel de meest verstokte Bostridge-fans kon bekoren. En te oordelen naar de reactie die hij van het publiek kreeg in de Vlaamse Opera, zaten al die fans gisterenavond ook effectief in de zaal. Of is dit misschien een geval van de "nieuwe kleren van de keizer" ?

Het is al genoegzaam bekend dat Bostridge geen blijf weet met zijn lichaam. Hij loopt rond, hangt op allerlei mogelijke en onmogelijke manieren op en in de piano, duwt en trekt aan de piano, en springt net niet in het publiek. Dit gedrag is hoogst irritant en leidt verschrikkelijk af.

Op zich zou dat nog niet zo erg zijn, als er tenminste een degelijk uitgevoerd liedrecital tegenover zou staan... maar helaas !

De Schubertliederen waren het slachtoffer van hoogst eigenzinnige tempi die bijwijlen lethargische dimensies aannamen tot het punt dat de liederen onzingbaar werden. Meeres Stille werd zo traag gezongen, dat je als luisteraar al na twee zinnen de draad kwijt was. En het feit dat Bostridge halverwege de eerste regel al een extra adembeurt nodig had, is ook een aanwijzing dat het goed fout zat. Een gelijkaardige behandeling ondergingen Nähe des Geliebten of het normaal prachtige Erster Verlust.

Zijn keuze van liederen is ook twijfelachtig. Auf dem See bracht hem in vocale problemen en An Schwager Kronos klinkt sowieso beter als het door een bariton gezongen wordt... waarvoor Bostridge gezwind het bewijs leverde.

Hij begon en eindigde zijn Goethe-deel met twee versies van An den Mond en deze twee liederen verduidelijken perfect het voorgaande... de eerste versie (D.295) was veel te traag en de tweede versie (D.296) lag op een pijnlijk ongemakkelijke plaats in zijn stem, waardoor hij de iets lagere noten eerder moest gorgelen dan zingen.

Tenslotte is er nog zijn "interpretatieve inleving". Een voorbeeldje... van Liebhaber in allen Gestalten worden gewoonlijk maar een stuk of drie strofen gezongen, maar Bostridge zong om een of andere reden ook de schaap-strofe ('Wär ich gut wie ein Schaf'), wat hem wel in staat stelde om op levensechte manier het gekajiet van de vos weer te geven.

Kortom, de eerste helft van de avond was al zeer onaangenaam verlopen en als er na de pauze geen Wolf op het programma gestaan had, dan zou ik het zeker voor bekeken gehouden hebben.

Maar driewerf helaas !

Wat hij na de pauze ten beste gaf, waren wel degelijk teksten van Eichendorff... maar Hugo Wolf was nergens te bekennen. "Nicht umkomponieren !", zou Gundula Janowitz zeggen. De partituur van deze liederen bevat al zoveel aanwijzingen, dat het zeker niet nodig is om allerlei extra interpretaties te gaan bedenken, als zelfs aan de basisuitvoeringsvereisten nog niet voldaan is. Maar vermoedelijk denkt Bostridge daar anders over en bracht dus een geslaagde Wolf-parodie. Maar het publiek was laaiend enthousiast voor zoveel diepzinnig geweld en kon welgeteld één bisnummer lospeuteren... nog eens An den Mond, maar nu op een tekst van Hölty.

Wie deze travestie ook - of nog eens - wil horen, moet zeker 3 maart in zijn agenda noteren, want dan zendt Klara het uit.

Publicatie: donderdag 13 februari 2003 om 17:54
Rubriek: Liedrecital