Cosi fan tutte in De Munt
De oude productie van Luc Bondy heeft zijn diensten indertijd bewezen en voor het Mozartjaar mocht De Munt dus wel een nieuwe enscenering van Cosi fan tutte voorzien. De regie was in handen van Vincent Boussard, die alles liet afspelen in een eenheidsdecor.
Dat decor, ontsproten uit het brein van Vincent Lemaire, bestaat uit een serre met daarboven de takken van een boom en een appelsienboom achteraan. Met al dat glas moeten uiteraard een paar ruiten sneuvelen, en dat gebeurt dan ook... op een nogal spectaculaire manier. De voorstelling begint heel speels met Ferrando en Guglielmo in de zaal. In de twee loges vooraan zitten figuranten - Il Populo di Napoli volgens het programmaboek - die commentaar geven tijdens het vocaal gevecht tussen Don Alfonso en de twee mannen. Maar dit is slechts in het begin. Eenmaal ze naar het slagveld vertrokken zijn, valt de voorstelling terug in een normale plooi... op wat gezeul met een pianoforte en akrobatentoeren van zowel zangers als échte evenwichtkunstenaars na.
Op het muzikale vlak zaten er soms wel een paar rimpels in de uitvoering... en dan niet alleen in de valse noten van de blazers (die natuurhoorns klinken toch zó veel mooier dan moderne hoorns, niet?). De dirigent Alessandro De Marchi kiest soms vreemde tempi waarmee hij de "naturalezza" van het libretto wil benadrukken. Maar de pauzes die soms ontstaan zijn eerder storend omdat ze niet echt de spanning vasthouden, waardoor de zaak stilvalt. De zangers zijn overwegend goed, maar met een duidelijk hoger niveau van de mannen.
In de eerste plaats is er de Don Alfonso van Andrea Concetti. Het is verbazend hoe sterk hij zich richt op de tekst, niet alleen in de recitatieven maar ook in zijn aria's. Het is een benadering die men meestal tegenkomt in liedrecitals, maar slecht zelden in Italiaanse opera. Hij compenseert daarmee grotendeels zijn soms wat korte stem, maar het is een absoluut plezier om hem bezig te horen.
Hetzelfde geldt voor Pavol Breslik als Ferrando. Hij heeft ook een mooie, expressieve stem en zingt een prachtige "Un' aura amorosa". We kunnen nu al uitkijken naar volgend seizoen, wanneer hij in de Munt zal optreden in Die Entführung aus dem Serail...
In tegenstelling met deze zangers, staat Virginia Tola (Fiordiligi) aan de andere kant van de expressieve grens. Ze legt nauwelijks enige expressie in haar zang en ze heeft moeite om alle noten gezongen te krijgen. Vooral haar grote aria "Come scoglio" is een meedogenloze test, waarin al haar beperkingen van moeilijke lage noten tot schrille kleurloze hoogte, pijnlijk uitgestald worden. Maar ook "Per pietà" is teleurstellend... omdat ze me niet kan ontroeren. Daarenboven zingt ze slordige coloraturen, ze glijdt meer doorheen haar loopjes in plaats van duidelijke staccati noten te zingen. Na haar Luisa Miller in Luik, kan haar Fiordiligi me ook niet overtuigen.
Haar zus is weer wat anders. María José Montiel zingt een stevige Dorabella met een grote ruime mezzo, die me meer bevalt... zowel op het vlak van kleur en timbre als qua uitdrukking. De twee overblijvende zangers vallen meer in het klassieke patroon van Mozartzangers. Stéphane Degout is een schitterende Guglielmo met een prachtig legato en mooie zangstijl. Marina Comparato is een redelijk traditionele Despina, maar zonder extreme stemmetjes als dokter of notaris.
Publicatie: donderdag 2 februari 2006 om 19:34
Rubriek: Opera