Werner Güra in De Munt
De Munt begon haar recitalseizoen heel klassiek met een volledig Schubertprogramma, gezongen door de tenor Werner Güra en met Christoph Berner als pianist.
Voor de pauze werd een (kort) Goethe-programma gebracht met slechts vijf liederen. De ballade Der Sänger was het opwarmstuk. De stem van Werner Güra bleek redelijk beperkt te zijn in expressiemogelijkheden. De ballade bleef binnen een klein spectrum van kleur en dynamiek... terwijl er veel meer inzit, al is het maar het onderscheid tussen de stem van de troubadour en die van de koning.
De drie liederen die daarna kwamen, waren typisch Schubertiaanse Sehnsucht-liederen. Met een fluisterend piano verklankt hij het zoeken van de schaapherder in Schäfers Klagelied en het verlangen in An Mignon klinkt bij momenten zelfs hoopvol. Het laatste lied voor de pauze was de overbekende uitsmijter Der Musensohn. Het probleem was echter dat Werner Güra zich moeilijk kon losmaken van dat Sehnsuchtgevoel, waardoor het grootste deel van Der Musensohn te weemoedig klonk, in plaats van dat hij zich volledig over zou geven aan het opgewekte dansritme.
Het "pièce de résistance" kwam na de pauze met Schwanengesang. Het is altijd afwachten hoe een zanger omgaat met enerzijds de lichtere liederen zoals Frühlingssehnsucht of Ständchen, en anderzijds de zwaardere liederen zoals bijvoorbeeld Aufenthalt. Zoals meestal ligt het probleem bij de dramatische liederen. Werner Güra beschikt niet echt over de mogelijkheden om de expansieve momenten tot zijn recht te laten komen. En als er op zo'n moment toevallig ook nog eens een hoge noot ligt, dan klapt zijn stem in elkaar en wordt ineens een maat kleiner. Maar de andere liederen zijn wel goed... op een paar schoonheidsfoutjes na, zoals af en toe niet-overtuigde, aarzelende inzetten.
De Heine-liederen waren gelijkaardig. Voor Der Atlas moest het neerdrukkende gewicht vooral komen van de piano. Der Doppelgänger was daarentegen wel redelijk goed. De climax op zijn 'eigne Gestalt' was weliswaar het zwakke punt, maar voor de rest was het aanvaardbaar... alhoewel ik wel liever een grootser uitgebouwd crescendo hoor om tot die 'Gestalt' te komen. Op zich was het een redelijk goede uitvoering van Schwanengesang, die af en toe beperkt werd door de mogelijkheden van Güra's slanke tenor.
Tot slot keerde hij terug naar Goethe voor het bisnummer An den Mond. De herhaling van Das Fischermädchen als tweede bisnummer was een gemakkelijkheidsoplossing.
Ik wil ook nog vermelden dat Werner Güra recent een nieuwe CD heeft uitgebracht bij harmonia mundi met een aantal Mörike-Lieder van Hugo Wolf, die ook de moeite waard is. Al is het maar omdat er heel weinig opnamen bestaan van de Mörike-Lieder, gezongen door een tenor. En met deze CD is er nu de mogelijkheid om die liederen ook eens in dat stemregister te horen, in plaats van de meer voorkomende baritonversie... waardoor toch andere aspecten van de liederen naar boven komen.
Publicatie: woensdag 5 oktober 2005 om 21:53
Rubriek: Liedrecital