Il trovatore in Zürich
Het Opernhaus Zürich staat al een tijdje op mijn verlanglijstje, maar het was er nog nooit van gekomen om het te bezoeken. Aangezien hun seizoen al op 31 augustus begon en Zürich min of meer op de terugweg ligt van Schwarzenberg naar Brussel, leek het me het ideale moment om daar een tussenstop te maken.
Het effectief kopen van kaarten bleek de grootste hindernis. Hun bespreekbureau is het meest chaotische en inefficiënte dat ik ken. Maar na drie weken heen en weer mailen, had ik dan toch een reservatiebevestiging in handen.
Het operahuis zelf is een mooie bonbonnière met een redelijk droge akoestiek (in zoverre dat vanop slechts één plaats beoordeeld kan worden). Het heeft een verrassend kleine zaal. Ik heb de indruk dat zelfs de zaal van de opera van Luik groter is. Er zijn twee balkons en een "Parquett-Galerie" met open loges op de zijbalkons. Ik zag er een voorstelling van Verdi's Il trovatore.
Het is bekend dat Verdi zijn opera "Azucena" wilde noemen en met Yvonne Naef in de rol van de zigeunerin zou dat zeker verantwoord zijn. "Stride la vampa" was ongelooflijk intens en aangrijpend. De manier waarop ze door merg en been snijdt met "mi vendica" was een echt kippenvelmoment. Haar vertelling "Condotta all'era in ceppi" erna en het duet met Manrico was er nog zo een. In beide scènes had ze al zoveel gegeven dat het stretta iets moeizamer ging, maar desalniettemin een schitterende prestatie.
Voor Manrico was Neil Shicoff aangekondigd, maar uiteindelijk bleek het Marco Berti te zijn (er werd geen reden gegeven voor de vervanging). Ik weet niet hoe Shicoffs Manrico tegenwoordig klinkt, maar ik denk dat Berti op vocaal vlak zeker een verbetering is. Hij komt wat traag op gang, maar hij staat er voor het duet met zijn "moeder". Ik vind dat zijn stem geen echte spinto-kleur heeft, maar voor "Ah si, ben mio, coll'essere" klinkt het allemaal heel mooi en zijn hoogte straalt in de cabaletta "Di quella pira". In tegenstelling tot zijn Radamès in De Munt probeert hij hier niet als een dramatische tenor te klinken, maar het is wel allemaal zeer indrukwekkend.
Leo Nucci is een publiekslieveling in Zürich. Hij zingt er zowat alle Verdi-baritonrollen die er dit seizoen op het programma staan. Naast Il conte di Luna, komen ook nog Rigoletto, Vargas, Germont en Stankar; Nabucco en Amonasro laat hij respectievelijk over aan Renato Bruson en Juan Pons. Ondanks zijn leeftijd (hij werd dit jaar 63) is er nog wel degelijk veel te bewonderen, zoals zijn gemakkelijke hoogte en de manier waarop hij bepaalde woorden benadrukt. Maar er valt ook vanalles aan te merken. Dat hij bijvoorbeeld van de "oude" school is, wordt duidelijk bij het applaus na "Il balen del suo sorriso". Hij stapt bijna meteen uit zijn rol, gaat vooraan het podium staan, bedankt het orkest en het publiek, en lacht verrast als iemand uit het publiek 'fai un bis' roept. Het heeft wel iets om zoiets mee te maken. Minder interessant is de manier waarop hij soms de recitatieven blaft, soms ook monochroom klinkt en extra klinkers toevoegt om een aanzet te vergemakkelijken. Maar in zijn geval, valt een en ander wel te vergeven.
Moeilijker wordt het als de veel jongere sopraan Fiorenza Cedolins vergelijkbare fouten maakt als Leonora. Ze glijdt teveel naar de eerste noten van een frase, in plaats van ze meteen juist te raken. Ik heb ook problemen met haar basistimbre, dat opvallend slank klinkt - zeker voor al die spinto-rollen die ze op haar repertoire heeft - met soms een nasale ondertoon. Maar haar coloratuurwerk is een echt probleem. Zowel de op- als neergaande toonladders in haar cabaletta's zijn onaanvaardbaar slordig. Ze kan er ook een hoge do (of zoiets) uitpersen, maar mooi klinkt het allemaal niet. Ik weet niet of zijzelf of de dirigent Paolo Carignani het tempo van "D'amor sull'ali rosee" gekozen heeft, maar het voelde veel te traag aan. Tenslotte heb ik ook de indruk dat ze wat al te vaak naar de opnames van Callas geluisterd heeft. Niet dat ze haar imiteert, maar de manier hoe ze soms fraseert doet me aan 'La Divina' denken. Wat mij betreft, heeft ze geen goede beurt gemaakt... maar ze oogstte wel veel bijval.
De tien jaar oude enscenering van Daniel Schmid is te verwaarlozen. Op het podium staan half afgebroken muren voor de eerste twee bedrijven, en voor de kerkerscène enkel nog een verhoog waarop Azucena en Manrico liggen. Elke scène wordt getypeerd met een beschilderd achterdoek. Op dat doek zien we dan beelden van een kazerne, een Spaans dorpsplein of een landend vliegtuig. Enkel de catacomben - die me doen denken aan de cisternen van Istanbul - voor de kerkerscène vond ik een geslaagd beeld. In dit decor lijken de zangers allemaal hun eigen ding te doen. Misschien dat de regie met de jaren teveel verwaterd is.
Publicatie: maandag 12 september 2005 om 18:57
Rubriek: Opera