Il Grand' Inquisitor

Juliane Banse in Schwarzenberg

Wat krijg je als je een piano, een cello, een klarinet en een sopraan op een hoop gooit ? Misschien iets wat lijkt op het programma van woensdagnamiddag op de Schubertiade... met de eerste sonate voor cello en piano (opus 38) van Brahms, het opus 5 voor piano en klarinet van Alban Berg en het trio opus 114 van Brahms. Tussen al die kamermuziek zong Juliane Banse vijf nachtliederen van Schubert, met Lars Vogt aan de piano.

Juliane Banse heeft een paar mindere jaren achter de rug - het feit dat ze in die periode twee kinderen op de wereld gezet heeft, heeft daar waarschijnlijk iets mee te maken - maar nu is ze volledig terug... en hoe ! Ze heeft een dergelijke staat van vocale perfectie bereikt dat haar Schubert zo natuurlijk en gemakkelijk klinkt dat je het niet voor mogelijk houdt. De liederen die ze zong waren nochtans niet van de gemakkelijkste. Der Einsame was nog "normaal" en Du bist die Ruh kwam heel dicht bij het ideaal. De aanzet probeerde ze iets te zacht in te zetten, waardoor ze even moest doordrukken, en in "von deinem Glanz" liet ze het traditionele Glanz-diminuendo achterwege... maar voor de rest was het perfect.

Maar dan... Nacht und Träume ! Tot nu toe was mijn referentie-uitvoering die van Christine Schäfer toen ze dit vijf jaar geleden in de Vlaamse Opera als bisnummer zong. Die referentie werd woensdag overtuigend uit mijn herinnering geveegd. Juliane Banse bereikte een ontroerende perfectie, die - gekoppeld aan een intelligente frasering en interpretatie - zich ontwikkelde tot de perfecte ontroering... De twee liederen die daarna kwamen, Nachtstück en Auf dem Wasser zu singen, waren net zo aangrijpend.

Ik dacht dat het daarbij zou blijven, maar als er een klarinettist (Sabine Meyer in dit geval) in de buurt is, dan is Der Hirt auf dem Felsen onvermijdelijk. Al de andere keren dat ik dit lied in een recital gehoord heb, was telkens met Barbara Bonney. Hoewel dat telkens goed uitgevoerd werd, had ik er geen wereldschokkend beeld aan overgehouden. Maar met Banse verandert alles... In de eerste strofen schetst ze de situatie en vleit ze haar stem naadloos in het timbre van de klarinet. De schok komt met "In tiefem Gram verzehr' ich mich" als ze haar stem een larmoyant karakter geeft, zonder ook maar een moment haar zanglijn te forceren. Ze houdt alles perfect onder controle. De voorlaatste strofe is doortrokken van adembenemende 'Sehnsucht'. De laatste strofe is een echt bravourestuk, dat vergeleken kan worden met een Italiaanse cabaletta... en zelfs hiermee kan ze ontroeren.

Had ik al gezegd dat dit het meest perfecte half uur van de Schubertiade was ?

Twee dagen later gaf Juliane Banse een volledig liedrecital, deze keer met Wolfram Rieger aan de piano. Het programma was iets origineler waarin vooral de Sechs Lieder für Sopran, Klarinette und Klavier (Opus 103) van Louis Spohr opvielen. De klarinettist was weer Sabine Meyer. Na een eerste beluistering, was ik niet echt overtuigd van deze liederen. Daarvoor zitten er net iets teveel strofische liederen tussen om mijn aandacht vast te houden.

Vooraf had ze zes liederen van Haydn gezongen. En voor een keer had ik niet de indruk dat het opwarmoefeningen waren. She never told her love ontroerde, The spirit's song werd ingetogen en in gedachten verzonken gezongen. Fidelity viel op door Riegers pianospel... stormachtige klanken voor de eerste strofe en een gevoelige begeleiding bij de tweede strofe.

Na de pauze was het al Schiller wat de klok sloeg met eerst de drie Wilhelm Tell-liederen van Liszt. Ze werden in een continue boog uitgevoerd. Het was weer Wolfram Rieger die de show stal met de kleurrijke pianobegeleiding voor Der Fischerknabe, Der Hirt en Der Alpenjäger. In de Schiller-liederen van Schubert trad Juliane Banse weer op het voorplan met een wondermooie Schöne Welt en Der Jüngling am Bache. De ballade Der Alpenjäger was een perfecte verstandhouding tussen zangeres en pianist.

Het verraste me om Dithyrambe op het programma te zien. Door het in de sopraantessituur te horen, is het duidelijk waarom het eigenlijk een bas- of baritonlied is. De "irdische Halle" of "Jupiters Saal" hebben echt dat gewicht nodig. Enkel voor de laatste strofe met de "himmlische Quelle" komt een sopraanstem tot haar recht.

Met nog twee bisnummers - An die Nachtigall en Der Musensohn - beëindigde Juliane Banse haar recital... en mijn Schubertiade.

Publicatie: zaterdag 10 september 2005 om 13:38
Rubriek: Liedrecital