Il Grand' Inquisitor

Matthias Goerne in Schwarzenberg

Matthias Goerne gaf twee recitals tijdens de Schubertiade Schwarzenberg. De eerste avond zong hij liederen van Schubert en Schumann met de altijd excentrieke Eric Schneider aan de piano. Gisteren begeleidde Alexander Schmalcz hem in Mahler en Brahms.

Voor het Schubert-gedeelte had hij een aantal Goethe-Lieder uitgekozen, waar geen echte verrassingen tussenzaten. In zijn typische vocale boetseerstijl zong hij liederen als "Ganymed", "An den Mond", een boertig-heroïsche "Rastlose Liebe" en een ongelooflijk trage uitvoering van "Meeres Stille". Zijn buitenissige tempokeuzes in Schubert beginnen stilaan een karaktertrek te worden, maar in dit recital viel het allemaal nogal mee. Enkel "Auf dem See" was naar mijn gevoel veel te traag, waardoor hij ook de zorgvuldige afwisseling van snelle en trage liederen onnodig doorbrak.

De mini-cyclus Gesänge des Harfners is Schuberts prototype voor Winterreise en het is ook vanuit dit standpunt dat hij de drie liederen vertolkte als een verinnerlijkte zoektocht. De enige verrassende liedkeuze was "Hoffnung"... een Schubert-lied dat ik niet echt kende en wat Matthias Goerne eerder als een springerig danslied dan als een plechtig ingetogen gebed zong. Maar op die manier vormde het wel een welgekomen contrast met de intense Harfenspieler-Lieder.

Heine was de dichter van de Schumann-Lieder met de Liederkreis (opus 24) als hoofdbrok. Schumann schreef deze liederen toen hij in Leipzig gescheiden was van zijn Clara - die op dat moment in Hamburg (de 'schöne Stadt' uit "Schöne Wiege meiner Leiden") woonde - wachtend tot ze 21 jaar zou worden en vrij om te trouwen zonder haar vaders toestemming. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het net deze gedichten waren die Schumann op dat moment aanspraken.

Het interessante aan Goernes programma was dat hij de Liederkreis liet voorafgaan door drie andere Heine-liederen als een soort "prequel", die ook opvallende parallellen vertoonde met Schumanns leven. In "Abends am Strand" horen we Matthias Goerne op een hilarische manier verhalen vertellen over 'ferne Küsten'... en het vraagt niet veel fantasie om zich in te beelden dat een van de luisterende meisjes Clara zou kunnen zijn, die gecharmeerd is door deze verteller. Daarop volgt de scheiding in "Es leuchtet meine Liebe" als de ridder voor de Jungfrau knielt, maar moet vluchten voor de 'Riese der Wildernis'... vader Wieck ? Daarna keert hij alleen terug - "Mein Wagen rollet langsam" - terwijl een spookachtige Goerne zijn muizenissen probeert te verjagen.

Tijdens deze liederen beweegt Goerne veel meer op het podium dan vroeger. Het begint bijna zo erg te worden als bij Bostridge. Maar Goerne heeft tenminste nog wel een betere stem, ondanks de opvallend luidruchtige ademhaling, de vaak ingeslikte medeklinkers en het gekauw op de overblijvende medeklinkers.

Met de bisnummers "Im Abendrot" en "Widmung" besloot hij zijn eerste - toch wel traditionele - Liederabend.

Matthias Goerne begon zijn tweede recital met tien liederen Aus des Knaben Wunderhorn en dat was meteen het hoogtepunt van zijn Schubertiade-bijdrage. Enkel de twee eerste liederen - "Phantasie" en "Zu Straßburg auf der Schanz" - waren niet zo'n goede keuze... tenminste voor wat de tessituur betreft. Hij kan zijn stem weliswaar ongelooflijk donker kleuren, maar kleur alleen is geen substituut voor diepte.

Maar al zijn opera-ervaring kwam boven in "Um schlimme Kinder artig zu machen", waarbij elke 'Kukukuk' een ander karakter kreeg en hij op een agressieve manier zijn teleurstelling uitbraakte met 'dergleichen Kinder brauch' ich kein'. "Urlicht" was een sterk staaltje van hoe hij lange frases in één adem kan zingen. Hij eindigde met de twee soldatenliederen "Revelge" en "Der Tambourgesell". "Revelge" werd een adembenemende scène, overwegend bulderend, maar met toch een plots rustpunt als 'sie ziehn vor Schätzleins Haus'... wat me deed denken aan het vergelijkbare moment in "Gute Nacht" uit Winterreise.

Alexander Schmalcz liet zich ondertussen ook niet onbetuigd. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar het is een veelbelovende liedpianist. Hij speelt met de nodige aandacht voor detail, gaande van het kanonnengebulder in "Revelge" tot de virtuoze verklanking van de nachtegaal in "Ablösung im Sommer" of de verfijnde schalmei van "Zu Straßburg auf der Schanz".

Na de pauze stonden eerst Brahms' Vier ernste Gesänge op het programma. Matthias Goerne speelde weer volledig op de donkere kleuren in zijn stem, maar hij kon mijn aandacht toch niet de hele tijd vasthouden. Het had misschien geholpen als hij niet de hele tijd voorover gebogen in de piano had staan zingen. Tenslotte zong hij nog vijf onbekende Brahms-liederen, waarvan sommige best onbekend mogen blijven... "Meerfahrt" bijvoorbeeld. "Lerchengesang" was daarentegen wel een leuke ontdekking, waarin Schmalcz ook weer op zijn allersubtielst was om de 'Ätherische ferne Stimmen' uit zijn piano te halen.

Met twee bisnummers besloot hij het recital. Met Mahlers "Selbstgefühl" vraagt hij zich - met veel gevoel voor zelf-relativering - af wat er mis is met hem... tot de dokter het verlossende woord brengt: 'ein Narr bist du gewiß'. Op sommige momenten van zijn recitals had geen treffender beeld hem kunnen omschrijven.

Publicatie: dinsdag 21 juni 2005 om 11:37
Rubriek: Liedrecital