Das Rheingold in Amsterdam
Bij het binnenkomen van de zaal van het Amsterdams Muziektheater word je geconfronteerd met een spuuglelijk decor voor Das Rheingold. Het bestaat uit sterk hellende vlakken in staal en glas (waarop de Rheintöchter en Alberich halsbrekende toeren uithalen), daaronder liggen verloren gelegde tandraderen en een glazen kist met gloeilampen wat het rijngoud moet voorstellen. Verder zijn de drie eerste rijen uitgebroken en vervangen door een looppad tussen het orkest en het publiek.
Maar het is uiteraard niet de bedoeling dat je het decor op deze manier bekijkt. Bij het begin van de opera gaat het licht volledig uit en plots zie je het lichtgevende dirigeerstokje van Hartmut Haenchen en hoor je de eerste akkoorden van de opera. De eerste pagina's van de partituur worden zo in volledige duisternis - het begin van het universum, veronderstel ik - opgevoerd.
Het was de eerste keer dat ik de Ring-productie van Pierre Audi zag, afgezien van de TV-uitzending een paar jaar geleden. Das Rheingold is een goed uitgevoerd spektakelstuk, waarin overtuigende oplossingen gevonden werden voor de problematische delen. Ik denk uiteraard in de eerste plaats aan de transformaties van Alberich met behulp van de Tarnhelm... vuurslangen en koplampen voor de draak, verdwijning in de orkestbak voor de verandering in een pad. De verschillende werelden worden weergegeven door verschillende standen van die stalen en glazen constructies, de afdaling naar Nibelheim gebeurt via de wapeningskorf van een kolom die tot boven in de coulissen reikt, enz.
Albert Dohmen is een Wotan van het baritonale type, eerder dan een echte bas-bariton. Maar hij heeft zoveel metaal in zijn stem dat hij zonder problemen door het orkest gaat. Het is een klank die waarschijnlijk niet iedereen zal bevallen, maar voor mij werkte het wel (tenminste eenmaal hij de juiste toon gevonden had). Mevrouw Wotan heeft een vergelijkbaar metaalachtige stem. Doris Soffel zingt een opwindende Fricka met een schitterende tekstprojectie. Ik kan me voorstellen dat haar confrontatie met haar "Gemahl" in Die Walküre vuurwerk moet geven. Haar vlammende ogen en woede deden nu mijn haar al rechtstaan. Ze straalt een dominantie uit die constant je aandacht vasthoudt, ook als ze niet zingt.
De aangekondigde Alberich - Günter von Kannen - heeft deze reeks voorstellingen moeten afzeggen wegen ziekte. Werner van Mechelen heeft de rol overgenomen en doet het in Amsterdam even goed als bij zijn roldebuut in Luik. De lage noten voor het moment dat hij de liefde afzweert, heeft hij wel nog altijd niet gevonden. Chris Merritt is een opvallend energieke Loge. In zijn zwarte wapperende mantel en redelijke agressieve zangstijl krijgt hij iets duivels, alhoewel ik niet meteen overtuigd ben dat Loge op die manier geportretteerd moet/kan worden. De twee reuzen - Frode Olsen (Fasolt) en Mario Luperi (Fafner) - waren spijtig genoeg wat magertjes.
Op zich was het een schitterende voorstelling... ware het niet dat er twee rijen achter mij een klas tieners zat, die duidelijk tegen hun zin meegesleurd werden naar de voorstelling en niet overtuigd konden worden dat het niet de bedoeling is dat ze heel de voorstelling mogen zitten praten. Ik weet niet of de Nedelandse Opera een educatieve dienst heeft. Maar als ze die hebben, dan werkt die blijkbaar niet naar behoren...
Publicatie: donderdag 12 mei 2005 om 22:55
Rubriek: Opera