Don Giovanni in Essen
Stefan Herheim mocht in 2007 de prijs voor "Inszenierung des Jahres" van het tijdschrift Opernwelt in ontvangst nemen voor zijn productie van Don Giovanni in Essen. Alhoewel deze productie dus al bijna 18 jaar oud is, heeft het tot gisteren geduurd voor ik ze voor het eerst zag.
Don Giovanni (foto © Björn Hickmann)
Herheim staat bekend voor zijn levendige fantasie en ensceneringen met een overdaad aan beelden. In deze Don Giovanni is dat niet anders. Alles speelt zich af in een kerk - indrukwekkend decor van Thomas Schuster - dat op een draaiplateau staat en waarvan de pilaren en muren door de podiumtechnici, gehuld in donkere monnikspijen, steeds in andere configuraties gezet worden. De kerk is gedecoreerd met heiligenbeelden... levende beelden zoals we die kennen van de straatkunstenaars van de Ramblas tot op de Meir. De patroonheilige van de kerk is San (of is het toch Don ?) Giovanni. Om het te laten kloppen wordt soms gesleuteld aan en geknipt in de recitatieven.
De opera begint met Leporello, gekleed als priester, die een mis opdraagt, om nadien zijn blote rug te geselen tijdens "Notte e giorno". Ondertussen verdwijnt een heiligenbeeld met een jong meisje in de biechtstoel. Deze biechtstoel doet wel meer dienst als lustkamer voor Don Giovanni en een of andere verovering (inclusief Donna Anna tijdens de eerste scène), maar ook bijvoorbeeld voor Zerlina en Masetto. Om een of andere onduidelijke reden heeft Herheim dit koppeltje ontdubbeld met twee jonge figuranten en twee oudere versies. Respectievelijk Christina Clark en Karel Martin Ludvik waren de zwakke schakels in deze bezetting.
Het duel wordt uitgevochten met een zeis die de Commendatore van een standbeeld van de Dood afneemt en het vlammend zwaard dat Don Giovanni tot grote verbazing van een aartsengel steelt. De kerkhofscène is goed gedaan met een liggende Commendatore als een levende grafzerk. Tijl Faveyts zingt een goede Commendatore, al klinkt hij soms wat licht. Don Giovanni's helletocht wordt uitgebeeld met de kerkgemeenschap die stukken van zijn kleding trekt, waarna hij onder de grond verdwijnt. Duivels en engeltjes bevolken ook het banda-orkestje tijdens de feestscène, dat speelt vanuit een tweeluik dat opengaat en een podium vormt.
Het koppel edelen, de in wit geklede Donna Anna en Don Ottavio, is middelmatig bezet. Sophia Brommer weet niet goed wat aan te vangen met "Or sai chi l'onore": op interpretatief vlak doet ze niets met het dramatische recitatief ervoor, van de aria zelf zingt ze enkel de noten, maar niet de woorden. "Non mi dir" is marginaal beter. George Vîrban is wel een degelijke Don Ottavio, met vooral een uitstekende "Dalla sua pace" waarvan hij de herneming mooi varieert. Nataliia Kukhar is vooral een luide en kleurloze Donna Elvira met een harde "Ah, chi mi dice mai".
De hoofdrol was ook middelmatig bezet met Tobias Greenhalgh. Hij heeft zo zijn momenten, waaronder de Champagne-aria. Maar "Viva la libertà" maakt geen indruk en tijdens de Serenade probeert hij vocaal vanalles van croonen tot voluit zingen zonder dat er enige lijn in zijn zang zat. Leporello was wel redelijk goed bezet met Baurzhan Anderzhanov. Zijn Cataloogaria is gevarieerd (een bijbel doet dienst als cataloog) terwijl in de kerk gemaskerde vrouwen rechtstaan die ooit het doel waren van Don Giovanni's avances. Een van de leukste momenten was misschien wel zijn "Ah pietà signori miei", dat ontaardde in een swingend kwintet.
Samengevat is dit een visueel overweldigende productie die ik misschien nog eens een tweede keer moet gaan bekijken, maar ook één die spijtig genoeg op vocaal vlak eerder middelmatig was.
Publicatie: maandag 30 december 2024 om 10:24
Rubriek: Opera