Il Grand' Inquisitor

Julia Kleiter in Schwarzenberg

Gisteren brachten Julia Kleiter en Julius Drake een liedprogramma met een vage rode draad van het "Ständchen".


(foto © Schubertiade Schwarzenberg)

Zo begon het eerste liedgroepje met het bekende Brahms-Ständchen (Der Mond steht über dem Berge). Serenades zijn meestal aan een geliefde gericht, meestal 's avonds of 's nachts... en in de romantiek is de dood nooit ver weg als het over de nacht gaat.

Al deze thema's kwamen daarna terug in Brahms' Deutsche Volkslieder. In het eerste lied, Es ging ein Maidlein zarte, wandelt een meisje in een bloementuin, ontmoet een man - "er hat kein Fleisch, kein Blut, kein Haar" - en het meisje sterft "voll bittrer Angst und Schmerz". Julia Kleiter zingt alles met een uitstekende dictie en expressie, kleurt haar stem waar nodig, en ook vocaal klinkt alles goed, afgezien van een wat snerpende hoogte (die na de pauze wel een stuk ronder klinkt). Schwesterlein een lang uitgerokken doodsstrijd, waarbij ze elke strofe telkens iets trager lijkt te zingen. Feinsliebchen, du sollst mir nicht barfuß gehn is dan weer een vrolijk liefdeslied. Kleiter maakt een goed onderscheid tussen de twee stemmen, waarbij het meisje soms kinderlijk naïef, dan weer pruilend, dan weer uitgelaten is.

Het grote Schubert-middendeel volgt dezelfde thema's. De eerste drie liederen vormen een leuk verhaaltje dat begint met het zelden uitgevoerde Mayrhofer-lied Liane die in haar bootje een lied zingt... het zou het Rellstab-Ständchen kunnen zijn... geadresseerd aan Der Jüngling an der Quelle. Erster Verlust paste mooi als inleiding tot Gretchen am Spinnrade met een plechtige, traag gezongen "sein hoher Gang, sein' edle Gestalt" en een kletterende "Kuss", maar een penibel hoog slot met "vergehen sollt". In het Schubertdeel na de pauze staat de dood weer centraal met Der Zwerg. Kleiter gaf een bevlogen uitvoering, spannend van begin tot einde, waarbij ze de dwerg eerder als een lelijke kobold liet klinken. En ook in Ins stille Land - het "Land der grossen Toten" - staat de dood centraal, nog een lied dat ik nog maar zelden live gehoord heb.

Het Schubert-hoofdstuk werd afgesloten met Der Fischer, waarin de waternimf de visser in het water lokt, zijn dood tegemoet. Het is in dit strofisch lied dat vooral Julius Drake opviel. Zo speelde hij de pianopartij van de tweede strofe, waarin de waternimf spreekt, een octaaf hoger. Het klinkt als een verleidelijk klokjesspel. Als de visser in de laatste strofe onder water verdwijnt, wordt zijn klank wat dikker. Het lied is een bruggetje naar de Liszt-liederen waarmee het recital eindigde. In het eerste lied van de Drei Lieder aus Wilhelm Tell is Der Fischerknabe een gelijkaardig lot beschoren, ook hier perfect ingekleurd door Drake met een Erlkönigachtige klank en mooie echo's van de stempartij. Der Hirt kreeg naar mijn gevoel dan weer een iets te dramatische vertolking van Kleiter. Maar in Die Loreley zet ze een prachtprestatie neer. Ze zingt het begin "Ich weiss nicht, was soll's bedeuten" alsof ze het verhaal ter plekke bedenkt. Diezelfde expressie komt terug op het einde bij "und das hat mir ihrem Singen die Loreley getan"... het feit dat erna nog eindeloze en overbodige lyrische herhalingen volgen, is uiteraard een compositieblunder van Liszt.

Om de boog volledig te maken, eindigden ze als eerste bisnummer met het Ständchen van Strauss, en An die Musik van Schubert.

Publicatie: woensdag 28 augustus 2024 om 12:14
Rubriek: Liedrecital