Il Grand' Inquisitor

Mehrstimmige Gesänge in Schwarzenberg

Het uitgebreide meerstemmige liedrepertoire voor mannenstemmen komt regelmatig aan bod bij de Schubertiade. Meestal volstaan vier stemmen, deze keer hebben ze acht zangers opgetrommeld, naast een pianist en vijf strijkers.


(foto © Schubertiade Schwarzenberg)

De reden voor deze bezetting is de uitvoering van Schuberts achtstemmig Gesang der Geister über den Wassern, zijn vierde compositie (D714) van deze Goethe-tekst waarin twee geesten dialogeren over hoe de menselijke ziel op water lijkt dat onstuimig met een waterval in een stil meertje stort. Deze compositie bestaat ook nog eens in twee versies. Naar verluidt was de eerste versie geen succes en heeft Schubert ze wat ingekort (ze duurt ongeveer vier minuten korter na het knippen van een hele strofe en een deel herhalingen). Beide versies werden in het midden van het concert uitgevoerd, gescheiden door de pauze, in de nieuwste kritische editie die later dit jaar gepubliceerd zal worden in de Neue Schubert-Ausgabe. Het lied heeft een spirituele kant, waardoor ik regelmatig aan de oratoriumstijl van Bach moest denken, inclusief een dramatische strofe "Ragen Klippen dem Sturz entgegen".

Het Matthison-gedicht Der Geistertanz is nog zo'n gedicht waarvoor Schubert verschillende compositie-pogingen ondernomen heeft, in twee gevallen is het bij een fragment of schets gebleven. Het vierstemmige lied is wel minder dramatisch dan de éénstemmige versie. Ook Sehnsucht (Nur wer die Sehnsucht kennt) is minder pakkend dan in de bekendere soloversie. Verschillende liederen werden a capella uitgevoerd, zoals deze twee Schubertliederen, waardoor de taak van pianist Daniel Heide gereduceerd werd tot het aangeven van het startakkoord. Maar ook in de andere liederen vond ik dat Heide vrij veel op de achtergrond verdween.

Zoals gezegd, er waren acht zangers. Zij stelden zich voor in de twee drinkliederen waarmee het concert begon. De lage stemmen - de baritons Konstantin Krimmel en Andrè Schuen, de bassen Andreas Bauer Kanabas en David Steffens - zongen één voor één een solo-strofe van Trinklied D75, afgewisseld met het koorrefrein. In Trinklied D148 kwamen de vier tenors aan de beurt - Patrick Grahl, Ilker Arcayürek, Jan Petryka en Kieran Carrel - voor hetzelfde procedé. Op het einde van het concert waren er nog drie solo-momenten weggelegd voor Petryka in Mondenschein, Krimmel in het bekende Grillparzer-Ständchen en Arcayürek in Nachthelle.

Tussendoor werden een aantal Deutsche Volkslieder van Friedrich Silcher uitgevoerd. In vergelijking met Schubert zijn deze liederen minder complex (zijn versie van Die Loreley bijvoorbeeld is wel héél ondramatisch in vergelijking met het lied van Clara Schumann of Liszt) en echte meezingers. Hoe dan ook, het was een heel leuke en onderhoudende avond - de Angelika-Kauffmann-Saal zat trouwens afgeladen vol voor dit concert - dat afgesloten werd met Die Nacht als bisnummer waarbij Daniel Heide insprong als vijfde tenor...

Publicatie: dinsdag 27 augustus 2024 om 13:22
Rubriek: Liedrecital