Il Grand' Inquisitor

Roderick Williams in Zeist

Het Liedfestival Zeist ging gisteren officieel van start met het openingsrecital van Roderick Williams en Roger Vignoles.


(foto © Mel Boas)

In lijn met het festivalthema rond vertellingen was aan hen gevraagd of ze een programma rond de hoofse liefde konden samenstellen. Het werd een drieluik - Williams noemde hetzelf een recital met "drie helften" - in drie talen, met minnezangers, ridders en onschuldige (en minder onschuldige) blonde deernes in toverbossen en donkere kastelen.

In het centrale Duitstalige middendeel zijn we op bekend terrein. Het opende met Loewes bekende Tom der Reimer. De eerste helft van de ballade wordt traag opgebouwd tot de spanning ondraaglijk wordt en we eindelijk weten dat het de Elfenkönigin is die Thomas ontmoet. Het is exemplarisch hoe Roderick Williams omgaat met tekst en op natuurlijke wijze het publiek bespeelt. Hij heeft niet alleen een ongebreidelde fantasie, maar beschikt ook over de middelen om ze uit te voeren, zowel op het vlak van tekstprojectie, vocale kleuren en de innemende manier waarop hij contact maakt met het publiek. Als anekdote: op het moment dat Tom en de Elfenkönigin in het bos verwijnen en "hell die Glöckelein" weerklinken, was het net negen uur en luidde het klokje van de Broederkerk... een sterk staaltje van timing.

Van de Elfenkönigin gingen ze naar de Lorelei, zowel de Eichendorff-versie in Waldesgespräch als die van Heine in Lorelei. Ook in dit lied van Clara Schumann toont Williams zich als een vocale schilder:

Die Luft ist kühl und es dunkelt,
Und ruhig fliesst der Rhein;
Der Gipfel des Berges funkelt
Im Abendsonnenschein.

Je ziet het allemaal zo voor je !

De wereld verstilt met Schumanns Auf einer Burg en na twee Brahms-liederen, Minnelied en Ständchen, doen de minstrelen hun intrede met Der Sänger (in de minder vaak uitgevoerde versie van Hugo Wolf).

Voor de twee flankerende "helften" hadden ze iets minder bekend repertoire uitgezocht. Het Engelstalige deel opende het recital, waarin vooral de basis gelegd werd voor de elfenwereld van Loewe. Roger Vignoles transformeert de Steinway in "the horns of Elfland" in The Splendour Falls of de harp van de "white-winged harp player" van Love's Minstrels, allebei van Ralph Vaughan Williams. Met La Belle Dame sans Merci (deze Keats-tekst getoonzet door Nicholas Marshall zou een wereldcreatie zijn, dixit Williams) zijn we weer in een mysterieus land waar "no birds sing" met bleke koningen en strijders. Het was de ideale wegbereider voor "Tom der Reimer".

Voor de laatste Franse helft zijn we helemaal in de minstreelsfeer als Williams een manuscript openrolt en, a capella, Foy porter van Guilaume de Machaut zingt. Het is de perfecte inleiding op de mini-cyclus Saluste de Bartas van Honegger in een gelijkaardig pseudo-middeleeuws idioom, waarin Saluste zijn liefde voor "la Reine Margot" verklaart in zes gedichten. De beroemdste hoofse ridder mag uiteraard niet ontbreken in de vorm van Ravels Don Quichotte à Dulcinée. Williams is een zelfverzekerde Don in Chanson Romanesque, plechtig in Chanson épique en hilarisch in Chanson à boire.

Staande ovatie.

En nog één bisnummer... Take, o take those lips away.

Williams en Vignoles zullen volgende week ook master classes geven, maar hun optreden was al een master class op zich.


(foto © Mel Boas)

Dit recital kwam op het einde van een goedgevulde dag. De laatste jaren organiseren de vrienden van het lied hun jaarlijkse "Dag van het Lied" op de eerste zaterdag van het Liedfestival. Er zijn allerlei parallelle evenementen zoals master classes voor conservatoriumstudenten (met Lenneke Ruiten als master), lezingen (door Dinant Krouwel) en gesprekken (ook met Ruiten), of een meezingrecital met alt-mezzosopraan Cécile van de Sant waarin het publiek uitgenodigd wordt om ongegeneerd liederen van Mozart, Schubert, Schumann of Strauss mee te zingen (het was misschien wel de leukste activiteit van de dag). Jonge studenten krijgen ook een podium, zoals in het LiedLab waarin drie studenten van Codarts Rotterdam - sopraan Dana Koppes, bariton Luka den Boer en pianiste Lisa Maria Blanco - een geënsceneerd recital voorbereid hadden op een selectie liederen uit Wolfs Italienisches Liederbuch.

Daarnaast waren er ook twee "normale" liedrecitals. Zo werd de dag van het lied afgesloten door de tenor Jan-Willem Schaafsma en pianiste Phyllis Ferwerda. Schaafsma was gekluisterd aan de partituur en maakte dus zelden oogcontact met het publiek (het verschil met Roderick Williams 's avonds had niet groter kunnen zijn). Brittens Winter Words kan interessant zijn, maar was in dit geval vooral slaapverwekkend. De salonsfeer ontbrak dan weer in Poulencs Métamorphoses. "Het lelijke eendje" van Prokofiev (als The Ugly Duckling in de Engelse vertaling van Ronald Corp) was wel interessanter.

De sopraan Irene Hoogveld en pianiste Maxime Snaterse hadden een mooi programma bedacht om de dag mee te beginnen: een nachtprogramma dat begon met de slaapliedjes van Brittens A Charm of Lullabies om via de Rückert-Lieder te eindigen met Aurore van Henriëtte Bosmans. Hoogveld zingt met een mooie, zuivere stem en redelijk goede dictie en expressiviteit, teder in A Cradle Song, meeslepend in Sephestia's Lullaby of wanhopig in A Charm. Met een heerlijk slome Ich atmet' einen linden Duft evoceert ze een warme lentedag. Snaterse speelt een magische proloog tot Um Mitternacht, Hoogveld bouwt het lied goed op met een mooi forte dat nooit brullerig wordt tot een kippenveleinde. Daarna begon haar stem wel lichtjes te verharden in bijvoorbeeld Ich bin der Welt abhanden gekommen. Tussen Britten en Mahler en Bosmans hadden ze telkens een pianostukje van Schumann uit zijn Gesänge der Frühe tussengevoegd als een stemmige proloog/epiloog... spijtig dat dit effect wreed vermorzeld werd door het klapgrage publiek. Desalniettemin kregen we nog Wagners Träume als bisnummer.

Publicatie: zondag 19 mei 2024 om 11:59
Rubriek: Liedrecital