Christoph Prégardien in Schwarzenberg
Gisteren brachten Christoph Prégardien en Julius Drake een recital met hoofdzakelijk Schubert, met tussendoor ook een handvol Duparc-liederen.
(foto © Schubertiade Schwarzenberg)
Vooral de eerste helft was homogeen opgebouwd rond de volledige uitvoering van de Lied-opera 80, 81 en 93. Ze werden vooraf gegaan door vijf onbekendere liederen. De eerste twee, Der Abend (Matthisson) en Die Nacht (Uz), geven meteen het thema aan... een collectie liederen in nachtelijke sferen, met de maan en de sterren als begeleider. En in romantische termen is de dood dan ook nooit ver weg. Prégardien bouwde Der Abend delicaat op, met veel nuances tussen pianissimo (de eerste twee strofen) en mezzo piano (de derde strofe) met een licht-dramatisch hoogtepunt in de vierde strofe als hij het krekeltje vraagt of hij "auf mein frühes Grab ... tönst". In Die Nacht haalt Prégardien dan weer een vocale glimlach boven voor "viele Küsse schon verborgen".
Prégardien was dus in goede doen. Julius Drake was gisteren nog eens in een nonchalante bui. Der Sänger am Felsen werd vrij agressief uitgevoerd, er zijn ook weinig fluiten te bekennen in zijn piano. Of als ze na het eerste kapitel terugkeerden om aan het Opus 80 te beginnen met het bekende Der Wanderer an den Mond, speelde hij zijn eerste akkoord al voor hij goed en wel neerzat. Het zijn onvergeefbare slordigheden die onvermijdelijk leiden tot allerlei fouten. Er zijn ook wel mooie momenten, zoals hoorneffecten in de Jäger-strofe van Alinde (waarin Prégardien ook vocaal onderscheid maakt tussen de visser, de jager en de echo), expressief getokkel in An die Laute, een gewichtige begeleiding van Im Walde of de onvermoeibare galop van Auf der Bruck (terwijl Prégardien mooi legato blijft zingen boven het pianogeraas).
Het deel na de pauze was op thematisch vlak iets minder samenhangend en bestond uit drie verschillende delen. Ze begonnen met vijf liederen van Duparc. En alhoewel Prégardiens Frans vrij goed is, zijn er van die heel kleine foutjes die maken dat bijvoorbeeld Chanson triste niet onder de huid ging zitten. Het is sowieso voor elke zanger onbegonnen werk om in dit repertoire tegen mijn herinnering van de onovertroffen José Van Dam op te boksen. Maar op een of andere manier gaf Prégardien toch een bepaald Don Quichotte-gevoel aan Soupir.
Nadien terug naar Schubert met het Opus 56, daarin meer gegaloppeer in Willkommen und Abschied en een redelijk humoristische uitvoering van An die Leier, waarin hij als dichter de armen vocaal in de lucht gooit om de overwinning aan zijn lier te laten om over liefde te zingen in plaats van over heldenverhalen. Ze besloten het recital met het Haifez-geïnspireerde Opus 59 met liederen van Platen en Rückert. Voor de bisnummers keerden ze terug naar Schulze met An mein Herz en het nachtthema van Nacht und Träume.
Publicatie: woensdag 24 augustus 2022 om 10:01
Rubriek: Liedrecital