Christiane Karg in Schwarzenberg
De Schubertiade zet ook in augustus haar doelstelling verder om al Schuberts Lied-opera uit te voeren. Zo stonden er gisterenavond drie gepubliceerde liedgroepen op het programma van Christiane Karg en Simon Lepper.
(foto © Schubertiade Schwarzenberg)
In het eerste deel van de avond stond het Opus 98 centraal. Het zijn drie liederen die schijnbaar niet veel met elkaar te maken hebben. In het midden staat het bekende Wiegenlied. Met een beetje fantasie kan je in het eerste lied, An die Nachtigall (die van Claudius), een omgekeerd slaaplied zien: "er liegt und schläft an meinem Herzen" en vraagt aan de nachtegaal om hem niet te wakker te zingen.
Deze liederen werden vooraf gegaan door drie liederen in dezelfde lentelijke sfeer. Ze waren begonnen met Morgenlied (op het gedicht van Werner). Wat is Christiane Karg toch een wonderbaarlijke liedzangeres. Ze zingt met een kraakheldere dictie. Ze heeft dan wel "maar" een lichte sopraan, maar die draagt goed, en ze kan putten uit een bodemloze put van expressieve kleuren. Dat eerste lied is een dialoog tussen de dichter en de vogeltjes en voor de vogelrepliek vindt ze een nog lichtere, iets slankere stem en haar mezza voce krijgt een extra p'tje. Ondertussen laat Simon Lepper in de tussenspelen de vogeltjes lustig fladderen. Het bekende Frühlingsglaube werd charmant vertolkt, en voor het delicate Die Rose legde ze een zweem van treurnis in haar stem.
Het laatste lied van het Opus 98, Iphigenia, valt in deze reeks wat uit de toon. Maar het is wel een goede voorbereiding - o.a. door het iets dramatischere karakter van de middenstrofe - voor het slotlied. De vijftien minuten durende Klage der Ceres zou je een mythologische lenteballade kunnen noemen met de geschaakte Prosperina als de lentegodin die zes maanden per jaar terugkeert naar de wereld om de lente in gang te zetten, om nadien weer zes maanden te verdwijnen in de krochten van Pluto.
Karg portretteert op schitterende wijze de klagende Ceres, de moeder van Prosperina. Ze zorgt voor vocaal contrast in de eerste strofe "deine Blumen kehren wieder, deine Tochter kehret nicht". De tweede strofe krijgt haast Promethiaanse dimensies bij "Hast du, Zeus, sie mir entrissen". Op sommige momenten zou ik soms wat meer gewicht in haar stem willen, maar die momenten lost ze efficiënt op met haar expressieve vertolking, zoals een strijdvaardige "Ach, sie sind der Mutter Qual".
Van de lente in het eerste deel van de avond gaan we naar het thema van de dood in het tweede deel. Ze doet dat door het Collin-Opus 22, dat begint met Der Zwerg via Die Mutter Erde te verbinden met het Opus 7, dat eindigt met Der Tod und das Mädchen. Die twee hoekliederen zijn niet meteen liederen die je met een lichte sopraan associeert. Als een bariton of mezzo Der Zwerg zingt, dan is de dwerg meestal het hoofdpersonage. Maar bij Karg zou het "Die Königin" kunnen heten als ze het lied vanuit de andere kant benadert. Hoe dan ook, hartverscheurend mooi.
Wehmut is niet voldoende om als luisteraar emotioneel te recupereren, zeker niet als Simon Lepper op het einde nog eens een dolksteek uit zijn piano haalt. De krop in de keel wordt nog versterkt met de grafgedachten van Die Mutter Erde... und noch immer strömt meine Tränenflut...
In de eerste twee liederen van het Opus 7, Die abgeblühte Linde en Der Flug der Zeit, allebei op gedichten van Széchényi, draait het ook om vergankelijkheid. Ondanks het dansante karakter van Der Flug der Zeit legt Karg toch een melancholischere klank in haar stem. De eerste woorden van het meisje in Der Tod und das Mädchen "Vorüber, ach, vorüber" zijn weer een dolksteek. De angst van het meisje wordt tastbaar. De verleidelijke woorden van de dood - "bin Freund und komme nicht zu strafen" - zorgen voor een rustgevend tegengewicht... und noch immer strömt meine Tränenflut...
Ook dit tweede deel van het recital werd afgesloten met Schiller met twee grote liederen, Sehnsucht en Elysium. Het is trouwens opvallend dat Karg alles, ook die lange Schillerballaden, zonder partituur zingt. Het maakt dat ze constant in direct contact treedt met het publiek en je je persoonlijk aangesproken voelt. Na lang applaus keerden ze toch nog terug voor een bisnummer, waarin de lente, vergankelijkheid en de dood samenkomen: de vier versen perfectie van Schuberts Wandrers Nachtlied. Daarmee is de cirkel van het recital, dat met een Morgenlied begonnen was, rond.
Ik had niet verwacht dat er nog een tweede bisnummer zou komen... maar er kwam nóg een "Über allen Gipfeln", deze keer in het Russisch in een wondermooie toonzetting van de Oekraïense componist Valentin Silvestrov (het komt blijkbaar uit zijn cyclus met 24 "Stille liederen", die moet ik eens opsnorren). Wat bij zijn versie opvalt, is de lange piano-epiloog, waardoor Simon Lepper glansrijk het laatste woord kreeg.
Publicatie: zondag 21 augustus 2022 om 17:29
Rubriek: Liedrecital