Il Grand' Inquisitor

Nicky Spence in de Munt

De Schotse tenor Nicky Spence kwam gisteren op krukken het podium van Munt opgepikkeld. Andere zangers zouden waarschijnlijk gebroken benen aangrijpen om af te zeggen, maar naar eigen zeggen is de Munt zijn favoriete operahuis en dat heeft mogelijk meegespeeld om toch op te treden.


(foto © Ki Price)

Een andere reden is ongetwijfeld de mogelijkheid om met zijn echtgenoot, de pianist Dylan Perez, een programma rond "My dear native soil" te presenteren... een Brits-Amerikaans programma dat hen duidelijk na aan het hart ligt, gezien het enthousiasme waarmee ze het brachten en het tussen de liedgroepjes toelichtten.

Ze begonnen met Three poems of Fiona Macleod (Macleod was het pseudoniem van de Schotse dichter William Sharp), getoonzet door Charles Griffes. Nicky Spence gebruikte deze drie liederen vooral om zijn grote, stralende tenor los te gooien. Daarna schroefde hij zijn stem terug voor Ariel's Song uit The Tempest van Thomas Adès. Hier was het Perez die schitterde met de pseudo-barokbegeleiding van "Come unto these yellow sands" en de plechtige orgelmuziek voor "Full Fathom Five".

Het emotionele zwaartepunt van de avond lag bij Who are these children? van Benjamin Britten. Het is een cyclus van twaalf liederen op Schotse en Engelse gedichten van William Soutar. De Engelse liederen vormen de sinistere ruggegraat waarin kinderen geconfronteerd worden met oorlog. In Nightmare horen we een glazen piano en een metafoor over een omgehakte boom. Na een intense Slaughter is er het lied Who are these Children? waarin een wereld van deftig uitgedoste "ladies and gentlemen", die te paard op vossen jagen, botst met kinderen omgeven door "fire and smoke". Maar het meest aangrijpende moment was The Children. Bij "Death came out of the sky" is Marioepol niet ver weg, "The blood of children corrupts the hearts of men" greep naar de keel. Na een lange pauze, waarbij je de spreekwoordelijke speld kon horen vallen, eindigde de cyclus met The Auld Aik... weer over een oude eik die geveld is. De Schotse liederen moeten tussendoor voor wat humoristische verlichting zorgen. Dat doen ze ook, zoals een cabaretachtige Black Day of een slaapliedje Bed-time. Maar in het geval van The Auld Aik blijf je toch met een wrange nasmaak zitten.

Na de pauze trokken ze de oceaan over voor Amerikaanse liederen. Met Barbers Knoxville: Summer of 1915 bleven we nog even in de kinderwereld. Het is een lang gedicht van James Agee waarin hij terugkijkt op een vredige zomerdag. Muzikaal is het een gevarieerd lied in verschillende delen, waarin Spence al zijn expressieve mogelijkheden kan tonen: van een zwoel eerste deel, over een geagiteerd tweede deel (onderstreept door nerveuze stadsgeluiden uit Perez' piano), sereniteit die neerdaalt tijdens de nacht om ingetogen te eindigen met een avondgebed. Een heel boeiend lied dat ik niet kende en dat het ontdekken waard is.

In de vier liederen van Margaret Bonds' Songs of the Seasons viel vooral het musicalachtige Young Love in Spring op. Het was het ideale bruggetje naar vier liederen van Stephen Sondheim. Een aanstekelijke Broadway Baby (inclusief een onverwachte verwijzing naar "monsieur De Caluwe") werd gevolgd door Losing my Mind, een verklanking van Amerikaanse Sehnsucht. Bij The Girls of Summer was het moeilijk om stil te blijven zitten. Ze eindigden met Love Is in the Air... een ander virus dat rondwaart, zoals Spence aankondigde. Er volgde nog één bisnummer, een onbegeleid Schots liedje, waarbij hij toch een paar voorzichtige danspasjes uit zijn gebroken benen schudde...

Publicatie: zaterdag 2 april 2022 om 09:06
Rubriek: Liedrecital