Il Grand' Inquisitor

Carolyn Sampson in Zeist

Carolyn Sampson en Joseph Middleton maakten gisteren hun debuut bij het Liedfestival. Zoals de meeste recitals deze week, speelt ook dit recital zich af rond 1900.

Het hoeft eigenlijk geen betoog meer, maar Sampson is een liedzangeres buiten categorie. In het Franse repertoire evenaart ze moeiteloos Felicity Lott, die in een vorige generatie de "grande dame" van de Franse mélodie was.

In Debussy's Ariettes oubliées ontpopt ze zich niet enkel tot een meeslepende vertolkster, maar vooral tot een "diseuse"... in de goede betekenis van het woord. Zo onderbreekt ze in Il pleure dans mon coeur haar zanglijn om met een totaal andere kleur "Quoi, nulle trahison?" de zaal in te slingeren en om tenslotte het lied schrijnend te eindigen met "mon coeur a tant de peine". Opvallend was vooral haar uitvoering van Cheveaux de bois, een lied dat door de Tournez-refreinen een opwindende dynamiek krijgt. Andere zangers laten zich daardoor meeslepen in de tussenstrofen. Sampson maakt net daar het verschil door met een perfect gecontroleerde nonchalance het verhaal te vertellen als in een oude Franse film. Ze zong Green en Spleen met een natuurlijke vanzelfsprekendheid om de cyclus te beëindingen met een simpel "Hélas".

Daarmee zijn we aanbeland bij wat ik graag de Mélisande-stijl noem. Die stijl zette ze op indrukwekkende wijze verder in de Trois Chansons de Bilitis. Als er ooit zoiets als een definiërende uitvoering zou bestaan, dan is het misschien deze wel. Middleton zorgde voor de ideale sfeer terwijl Sampson ook nog met subtiele handbewegingen en haar gezichtsuitdrukking constant de spanning vasthoudt. Opmerkelijk was Le tombeau des Naìˆades als ze in dialoog treedt in een onschuldige stijl ala Yniold.

Wat hun Duitstalige selectie betreft, eindigden ze de avond met Strauss' Vier letzte Lieder. De aantrekkingskracht van deze liederen is nog altijd één groot mysterie voor mij en ze mogen, wat mij betreft, samen met zijn "Mädchenblumen" ergens in een diepe schuif verdwijnen. Interessanter waren de Vier Lieder van Schoenberg (opus 2), met een mysterieuze vertelling van Erwartung en waar de passie hoog oplaaide in Erhebung.

Maar het hoogtepunt waren voor mij de Mignon-Lieder in de versie van Hugo Wolf. Ook hier weer ongebreidelde passie voor "es brennt mijn Eingeweide" om Nur wer die sehnsucht kennt met een uitgepuurde schoonheid te eindigen. So lass mich scheinen werd gekenmerkt door een bovennatuurlijke of zelfs religieuze ervaring van de voorlaatste strofe "Und jene himmlische Gestalten..." en een hartverscheurend forte slot "vor Kummer altert' ich zu frühe" om me met een pianissimo "auf ewig wieder jung" helemaal plat te slaan. En toen moest Kennst du das Land nog komen. Ook hier kregen we een voorbeeldvertolking. Elke strofe kreeg een andere kleur, bijvoorbeeld de "Säulen" eerder massief, de "Saal" met een stralende glans. In de laatste strofe "Kennst du den Berg..." overheerst een onbestemde angst die logischerwijze uitmondt bij een smekende "O Vater, lass uns ziehn".

Ik kan me echt niet voorstellen dat het deze week nog veel beter wordt. Het was dan ook een recital om in te kaderen, wat - dankzij de opname van Radio 4 (ik veronderstel dat het recital binnenkort ook beschikbaar wordt op hun concertpagina) - ook letterlijk mogelijk zou kunnen worden...

Publicatie: vrijdag 29 oktober 2021 om 08:59
Rubriek: Liedrecital