Tristan und Isolde in Düsseldorf
De voorstelling van Tristan und Isolde begon met een pantomime. Soldaat-matrozen krijgen het bevel een aantal matrozen, afgedekt met een zeil, te executeren. Tot ze realiseren dat ze op het punt staan om hun eigen vrienden dood te schieten, waarna zich tegen hun officieren keren... en dan begint de ouverture van de opera.
Het is een scène uit Eisensteins stille film uit 1925 Slagschip Potemkin. Daarmee is de toon gezet voor de regie van Werner Schroeter (het is een herneming uit 1998). Tristan en Isolde zijn ook matrozen op een oorlogsschip, waarvan König Marke de kapitein en Brangäne een van de officieren is. Er zit wel een idee achter de parallel tussen de muiterij op de Potemkin en de "muiterij" van Tristan tegenover König Marke. Alleen is het uitgangspunt of de aanleiding voor de muiterij totaal verschillend en vertoont slecht oppervlakkig overeenkomsten.
Een bijkomend probleem is dat hierdoor vooral de houding van Tristan en Isolde tegenover König Marke een veel belangrijkere rol lijkt te krijgen dan de liefde tussen Tristan en Isolde... voor zover er van liefde sprake is natuurlijk. Maar aangezien Tristan und Isolde op allerlei symbolische en mythische niveaus geïnterpreteerd kan worden en het toch een redelijk statisch stuk is, heb ik met een dergelijke benadering veel minder problemen dan met de toepassing van een non-sensicale enscenering op een opera als Jevgenij Onegin.
Voor het slot van de opera keren ze dan weer naar de Wagneriaanse beelden als een poort opengaat met een brandend vuur. Even dacht ik dat er een paard zou verschijnen waarmee Isolde zich in dat vuur zou storten.
Om verschillende redenen stond Linda Watson in het centrum van de belangstelling. In de eerste plaats omdat ze een goede Isolde zingt, die zowel lyrische kwaliteiten als dramatische momenten in zich verenigt. Alleen tegen het einde van de voorstelling was ze ongeveer uitgezongen, waardoor ze tijdens haar Liebestod regelmatig platgewalst werd door het orkest. Maar de eerste twee bedrijven stond ze er. En de twee reden is, dat ze voor de voorstelling de titel van Kammersängerin mocht ontvangen van de Deutsche Oper am Rhein.
Iemand die op geen enkel moment problemen had met het orkest was Wolfgang Schmidt als Tristan. In het laatste bedrijf brult hij zich doorheen de partij. Hij heeft veel meer problemen met de intieme, zachtere passages. Het liefdesduet van het tweede bedrijf helpt hij eigenhandig helemaal om zeep door constant naast de toon te zingen. Een overdadig vibrato in het lage en middenregister vervolledigen het plaatje.
Bodo Brinkmann houdt zich ook niet bezig met subtiele interpretaties. Zijn Kurwenal is constant luid en lelijk, waardoor de scène met Tristan een competitie leek van "everything you can sing, I can sing louder". Daarnaast is Hans-Peter König (weeral!) de nobele, stemvaste en perfecte König Marke. Dalia Schaechter verving de aangekondigde - maar zieke - Brangäne. Gezien de omstandigheden zong ze een indrukwekkende voorstelling... een vergeefbare kortstondige black-out niet te na gesproken.
Publicatie: dinsdag 14 december 2004 om 08:41
Rubriek: Opera