Il Grand' Inquisitor

La damnation de Faust in Frankfurt

Negen jaar geleden regisseerde Harry Kupfer Berlioz' La damnation de Faust in Frankfurt. Deze productie wordt, naar verluidt, dit seizoen voor het laatst hernomen.


Méphistophélès, Faust (foto © Barbara Aumüller)

Het decor bestaat uit een operahuis dat gerenoveerd wordt, met centraal de koninklijke loge, daarrond krakende stellingen waar allerlei beelden op geprojecteerd worden. Méphistophélès heeft een klein legertje acolieten in zwarte latexen legeruniformen en met lange neuzen. Zij manipuleren alles, tot en met het vastknopen van touwen aan Marguerite wat ze tot een marionet maakt. Poppen en dubbelgangers van Faust en Marguerite worden veelvuldig gebruikt. Marguerite woont zelf in een poppenhuis.

Kupfer bedenkt allerlei groteske beelden, met een Hongaarse Dans door een latexleger dat een grote doodskist ronddraagt of tippelaarsters met kleurige boa's en buitenmaatse borsten tijdens Fausts droom (ook zij zijn vermomde latexduivels). Dat kan ik allemaal nog volgen, al is het soms vergezocht. Het einde wordt problematischer. Faust is na de hellenrit al te pletter gevallen én gevierendeeld, maar verschijnt toch terug als de oude Faust die achter een paravent een oude grammofoonspeler vindt waaruit Marguerites verlossingskoor weerklinkt. Hij zet zijn bril af, verwijdert zijn valse grijze baard, doet zijn overjas uit en trekt zelf het doek dicht: la commedia è finita ?

Ik had meer problemen met de muzikale uitvoering van dirigent Roland Böer. Deze Damnation is slaapverwekkend on-Frans. Het lijkt alsof hij constant het verkeerde tempo kiest. De muziek valt regelmatig schijnbaar stil. Er wordt op geen enkel moment spanning opgebouwd: zelfs de hellenrit - je moet het maar doen - is één lange geeuw. Om van de balletfragmenten nog maar te zwijgen. Die worden sowieso niet erg geholpen als het koor een of andere choreografie moet uitvoeren. Sommige koren zullen dat wel kunnen, maar hier kwam het amateuristisch en knullig over.

Dat on-Franse trekt zich ook door tot de zangers. Het ergste was de Brander van Brandon Cedel. Hij heeft een mooie stem, maar ik verstond letterlijk geen letter van zijn "Chanson du rat". De Koreaanse Kihwan Sim was eerder een duivelse Méphistophélès en veel minder een elegante seigneur. Zijn bas-bariton klinkt goed, maar zijn Frans is niet foutvrij. Kupfer laat hem Faust hypnotiseren waardoor "Voici des roses" eigenlijk overbodig wordt. "Devant la maison" lijkt meer een oorlogsverklaring dan een serenade. Giorgio Berrugi is iets overtuigender als de jonge Faust dan de oude, met een correcte "Merci doux crépuscule" en een dramatisch gekleurde "Nature immense". De mezzo van Cecelia Hall klinkt metaalachtig in de hoogte en ronder in het midden, waarmee ze vooral een extatische "D'amour, l'ardente flamme" zong.

Publicatie: zaterdag 22 juni 2019 om 05:22
Rubriek: Opera