Il Grand' Inquisitor

Raoul Steffani en Christoph Prégardien in Zeist

Het Liedfestival van Zeist werd vandaag afgesloten met twee recitals. Eén met bariton Raoul Steffani en Gerold Huber, en één met Christoph Prégardien en Daniel Heide.


(foto © J.C. Villaroel)

De eerste helft van het recital van Raoul Steffani komt overeen met de helft van zijn debuut-CD met Scandinavische liederen van Sibelius en Grieg. De vertolkingen van beide componisten was voorbeeldig met mooie interpretaties van bijvoorbeeld Drömmen met een duidelijke Vakna-fluistering en vraag-en-antwoord in de laatste strofe. In Demanten på marssnön horen we eerst de diamant glinsteren in de piano waarna Steffani het "hemlig längtan" met intens mezza voce uitdrukt. In het middendeel van Flickan kom ifrån sin älsklings möte liet hij zich wel wat opjagen door Huber tot een hectische climax.

Het Opus 48 van Grieg is welbekend. Het slot van Dereinst, Gedanke mein - "Dann ohne Wunden / Und ohne Pein / Wirst ruhig sein" - is de basis voor de hele vertolking van het lied. In Lauf der Welt valt zijn fraseringskunst op en hij weet te ontroeren met Zur Rosenzeit. Maar het hoogtepunt was het slotlied Ein Traum. Hij zingt de twee delen telkens met een toenemende spanning en stuwing waardoor je als luisteraar nieuwsgierig wordt naar hoe het lied zal aflopen. Een grootse vertolking.

Na een "pauze" met het eerste deel van Griegs Vioolsonate nr. 3, waarvoor Huber het gezelschap kreeg van Lisa Jacobs, kwam er een rariteit met het Opus 154 van Louis Spohr. Zijn liederen met piano-en-klarinet-begeleiding zijn bekend van allerlei recitals waar eens Der Hirt auf dem Felsen opgevoerd wordt. Maar deze combinatie met viool had ik nog nooit gehoord. Enerzijds zijn het liederen met pantheïstische natuurschilderingen in Abendfeier of verheerlijkingen van de jacht in Jagdlied... maar vooral met een versie van Erlkönig. Deze versie komt minder dramatisch over dan die van Schubert, al krijgt het slot "... das Kind war tot" toch meer nadruk bij Spohr. De viool wordt hier vooral gebruikt voor de Erlkönig-teksten, waardoor hij een soort Rattenfänger wordt die met zijn muziek het kindje verleidt.

Na Griegs Jeg elsker dig, weliswaar in het Duits en in een bewerking voor piano en viool, werd deze Erlkönig nog eens gebisseerd.


(foto © Hans Morren)

Het recital van Christoph Prégardien en Daniel Heide was gewijd aan het reizen. In het eerste deel was dat met de cyclus Songs of Travel van Ralph Vaughan Williams en Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen. Prégardien was in zeer goede vorm. Met een baritonale The vagabond opende hij het recital. Het was een mooie uitvoering, maar ze ging toch niet onder mijn huid zitten.

Ik hoopte op verbetering in het tweede deel met liederen van Schubert over afscheid nemen als de eerste stap van het reizen. Wat er toen gebeurde, heb ik letterlijk nog nooit meegemaakt in de honderden liedrecitals die ik al gehoord heb. In het eerste lied Versunken begon een strijd tussen zanger en pianist over de toonaard. Dat kan wel eens gebeuren, maar dat ging zo door voor alle liederen. Het leek wel alsof Prégardien op het laatste moment beslist had om alles een halve of hele toon lager te zingen en dat Heide niet voldoende tijd heeft gehad om die nieuwe toonaarden in zijn vingers te masseren. Het gevolg was totale chaos, waardoor ik geen moment heb kunnen genieten van dit Schubertblok.

Het is spijtig dat het Liedfestival op deze manier moest eindigen...

Publicatie: zondag 26 mei 2019 om 20:12
Rubriek: Liedrecital