Lenneke Ruiten in Zeist
Naast Heine is Verlaine de tweede dichter van het Liedfestival. Hij stond vandaag centraal in het recital van Lenneke Ruiten en Thom Janssen met liederen van Fauré en Debussy.
Wat Fauré betreft hadden ze La bonne chanson uitgekozen. Vorige week had Mark Padmore deze cyclus ook al proberen zingen met vrij rampzalig resultaat. Bij Lenneke Ruiten horen we hoe het wel moet. We horen perfect verstaanbaar Frans waardoor de inherente muzikale poëzie van Verlaine goed tot uiting komt. Geef toe, een tekst als
Isolés dans l'amour ainsi qu'en un bois noir,
Nos deux coeurs, exhalant leur tendresse paisible,
Seront deux rossignols qui chantent dans le soir.
uit N'est-ce pas? behoeft toch geen muziek ? Een GSM dacht er echter anders over...
Ruiten heeft haar stem ook quasi-perfect onder controle met bijvoorbeeld een stralend slot van J'allais par des chemins perfides. In J'ai presque peur drukt ze hoop en verwachting uit met onderhuidse angstige twijfelgevoelens. Het eerste ontroerende moment kwam echter al tijdens de hemelsmooie "O bien-aimée" van La lune blanche. Dat werd nog eens overgedaan tijdens de laatste strofe, waarvan de climax die naar die strofe leidt mooi voorbereid werd door Thom Janssen. Zijn fantasie trad helemaal op het voorplan in Avant que tu ne t'en ailles als hij met een gelijkaardig motiefje zowel kwartels, leeuweriken als dauw uit zijn piano tovert.
Na de pauze stonden Debussy's Ariettes oubliées en een aantal vroege Debussy-liederen op het programma. De liederen die hij schreef voor zijn toenmalige maîtresse (en coloratuursopraan) Marie-Blanche Vasnier worden zelden opgevoerd. Ze komen eigenlijk enkel in aanmerking voor sopranen die er niet voor terugschrikken om tijdens een liedrecital stratosferische nootjes en coloraturen te zingen. Lenneke Ruiten is uiteraard onversaagd op dat vlak in bijvoorbeeld Pierrot of Pantomime, waarin ze Colombina uit de commedia dell'arte met Olympia-achtig acteerwerk wat meer vlees geeft.
Tussen deze twee Franse blokken brachten ze de Mignon-Lieder in de versie van Hugo Wolf. Hét lied dat eruit sprong was So lasst mich scheinen omwille van enerzijds de uitgepuurde en eenvoudige vertolking en anderzijds omwille van de manier waarop ze in de laatste strofe de spanning opbouwen met een oneindig crescendo. Vooraleer aan Kennst du das Land te beginnen hadden ze het lied van Philine, Singet nicht in Trauertönen, als een komisch intermezzo ingelast. Persoonlijk vind ik Schumanns versie van Philine beter (in tegenstelling tot de andere Mignon-Lieder), maar Ruiten vindt toch een andere kleur voor de "rasche, lose Knabe" en karakteriseert Philine treffend met de pointe "jeder Tag hat seine Plage, und die Nacht hat ihre Lust".
Maar nadien kwam dus Kennst du das Land... fe-no-me-naal. Zoals bekend maakt Wolf van het eenvoudige meisje Mignon hier een vrouw met Brünnhilde-proporties. Niet dat Ruiten zich nu meteen aan Wagner moet gaan wagen, maar de manier waarop ze dit lied beheerst - "toevallig" ook het enige lied van de avond dat ze volledig zonder partituur zong - en telkens weer de stuwing opbouwt die uiteindelijk culmineert in een overweldigende "es stürzt der Fels und über ihn die Flut" was letterlijk adembenemend.
Het talrijk opgekomen publiek kreeg met Debussy's Romance en vooral Poulencs Les chemins de l'amour nog twee bisnummers om de nacht in te walsen...
Publicatie: woensdag 22 mei 2019 om 22:37
Rubriek: Liedrecital