Il Grand' Inquisitor

Idomeneo en Titus in Wiesbaden

Deze week ging in Wiesbaden de "Internationale Maifestspiele" van start met een Mozartiaans tweeluik bestaande uit Idomeneo en La clemenza di Tito.


Idomeneo (foto © Karl & Monika Forster)

De twee seria-opera's hebben op zich niet echt veel met elkaar te maken: de ene speelt zich af in de nasleep van de Trojaanse oorlog, de andere pakweg 1000 jaar later in het Romeinse keizerrijk. Maar inhoudelijk zijn er natuurlijk wel overeenkomsten, en dan vooral in de figuur van de koning/keizer die op het einde van de opera het licht ziet. Dat was mogelijk de reden om beide opera's te laten behandelen door hetzelfde artistieke team rond de regisseur Uwe Eric Laufenberg (tevens intendant van het Hessische Staatstheater) en de dirigent Konrad Junghänel.

Idomeneo kwam eerst aan de beurt. Tijdens de ouverture wordt een video van Idomeneo - of is het toch al Tito? - geprojecteerd. In een hedendaags kostuum bestijgt hij een trap. Als het doek opengaat, zien we het hetzelfde decor (ontwerp van Rolf Glittenberg) maar enkel de wanden ervan. Op de plaats van de trap gaapt een groot gat met kogelinslagen errond, op het podium liggen stukken zwartgeblakerde traptreden en omgevallen stoelen. Door dat gat zien we een videoprojectie van een rustig kabbelende zee, die opgejaagd wordt tijdens de stormscènes. Clemenza begint gelijkaardig, maar met een videoscène van Ilia, en speelt zich wel af in het ongerepte trapdecor af. De enscenering van Idomeneo passeert zonder een grote indruk na te laten. Clemenza is een stuk sterker, met een duidelijke lijn en vooral een goede personenregie waarin alles klopt.


Tito, Sesto (foto © Karl & Monika Forster)

De twee opera's vragen ook een vrij gelijklopende bezetting, maar enkel de twee titelrollen werden door één zanger gezongen.

Mirko Roschkowski schitterde recent nog als Lohengrin in Bonn. Zou het kunnen dat deze ene Wagnerrol zijn Mozartvertolkingen gekortwiekt heeft ? In alle geval ontgoochelde hij als Idomeneo tijdens de eerste twee bedrijven. Het lijkt alsof hij zijn stem slanker wil maken, maar dat lukt niet altijd, waardoor hij niet meer homogeen klinkt. Dat is eigenlijk voor niets nodig, Idomeno kan best door een wat stevigere tenor vertolkt worden. Hij beschikt ook niet meer over de flexibiliteit om de coloraturen van "Fuor del mar" op een natuurlijke manier te zingen. Pas vanaf het einde van het tweede bedrijf, als hij de schuld voor de aanval door het zeemonster op zich neemt, horen we weer de Lohengrin-stem in al zijn glorie. Tito vraagt iets minder virtuositeit en hier is Roschkowski van begin tot einde in zijn element. Pas in "Se all'impero" begint vermoeidheid hoorbaar te worden... misschien is twee hoofdrollen twee dagen na elkaar zingen toch niet zo'n goed idee.

Idamante en Sesto zijn ook twee vergelijkbare rollen. De eerste werd gezongen door Kangmin Justin Kim, de tweede door Silvia Hauer. Kim beschikt over een uitzonderlijke contratenor. Zijn stem is groot en heeft een androgyne kwaliteit waardoor ze bij momenten niet te onderscheiden valt van een mezzo. In zijn eerste aria "Non ho colpa" zoekt hij nog de juiste intonatie, maar vanaf "Il padre adorato" is hij een indrukwekkende Idamante. Maar wat een contratenor niet kan, kan een mezzo wel... namelijk mij ontroeren tot op het bot. Silvia Hauer zingt Sesto's beroemde "Parto, parto" met een mooie ronde mezzo, terwijl ze - op de scène - repliek krijgt van de klarinettist. Maar het is tijdens de Capitoolscène, gezongen vanuit de koninklijke loge, dat ik het niet meer droog hield. Na de intense confrontatie met Tito in het tweede bedrijf, brengt ze een zo mogelijk nog aangrijpendere "Deh per questo istante".


Idamante, Ilia (foto © Karl & Monika Forster)

De jonge Slovaakse sopraan Slávka Zámecníková zong een mooie Ilia. Aanvankelijk begon ze nog schoorvoetend aan "Padre, germani, addio". Maar nadien parelt haar lichte sopraan vlotjes doorheen de coloraturen, met subtiel gevarieerde da capo-secties. Haar Clemenza-tegenhanger is Servilia. Het is weliswaar een beperktere rol, maar Shira Patchornik laat zich opmerken met haar kristallen sopraan.

De twee andere sopraanrollen behoren toe aan zangeressen met een iets dramatischere inslag. In het geval van Elettra was dat echter niet het geval. Netta Ors stem neigt nog teveel naar het soubrette-repertoire, waardoor vurige aria's als "Tutte nel cor" of "D'Oreste, d'Ajace" volledig buiten haar vocale mogelijkheden vallen en ze akoestisch niet te onderscheiden valt van Ilia. Maar misschien hebben ze haar gekozen omdat echte Elettra-sopranen het niet zagen zitten om op het einde van "Idol mio" hun borsten te ontbloten... Vitellia was wel correcter bezet met Olesya Golovneva. Haar recitatieven knetteren van de expressiviteit en ze zingt de aria's met een metalige en doorleefde stem. Het is dan enkel spijtig dat haar Italiaans meer gemompeld dan duidelijk voorgedragen wordt.

Publicatie: woensdag 1 mei 2019 om 22:13
Rubriek: Opera