Il Grand' Inquisitor

Camerata Musica Limburg in Schwarzenberg

Veel volk gisteren op het podium van de Angelika-Kauffmann-Saal. Naast twee zangers, Elisabeth Kulman en Daniel Behle, stond ook het 16-koppig mannenkoor Camerata Musica Limburg en zijn dirigent Jan Schumacher op het podium. Eén van de zangers, Andreas Frese, deed een dubbele shift als pianist.


foto © Schubertiade Schwarzenberg

Schubert heeft verschillende meerstemmige liederen geschreven, vaak voor mannenkoor. Op de Schubertiade hebben we al verschillende van die liederen gehoord, meestal in een solistische bezetting met vier mannenstemmen. Maar als ik me niet vergis, dan is het de eerste keer dat ik ze hier effectief met een koor hoor. Veel van die liederen zijn tevens a capella. Sommige liederen vragen een toegevoegde solist, meestal een tenor, een enige keer een alt voor het overbekende Grillparzer-Ständchen waarmee het concert afgesloten werd.

Het programma was opgebouwd in min of meer samenhangende deeltjes met vaak verschillende composities op dezelfde tekst. In het eerste groepje met Goethe-liederen kregen we bijvoorbeeld drie van Schuberts zeven toonzettingen van Nur wer die Sehnsucht kennt voorgeschoteld. Meestal horen we de laatste versie (D877/4). Nu begon Elisabeth Kulman met de tweede bewerking uit 1816 (D359), gevolgd door de versie voor mannenkoor uit 1819 (D656). Maar zoals we op het einde van Kapitel 56 van Goethes "Wilhelm Meisters Lehrjahre" kunnen lezen is het eigenlijk een duet tussen Mignon und der Harfner. Die versie (D877/1) werd gezongen door Kulman en Behle.

Kulman en Behle zongen ook een paar sololiederen. Kulman leidde met Nähe des Geliebten een groepje liefdesliederen in. Het mag dan wel een strofisch lied zijn, maar Kulman deed er bitter weinig mee. Er zat geen spankracht in, noch een evolutie naar een climax in de laatste strofe. Na de koorversie van Andenken, zong Behle de solo-versie met extra versieringen in de tweede en derde strofe. Het eerste deel van de avond werd afgesloten met twee bekendere koorliederen: het populaire Das Dörfchen en het mooie Nachthelle. Dat laatste lied vraagt een grote inbreng van de tenor met een zanglijn die grotendeels in het midden van de passaggio ligt. Behle klonk zeer oncomfortabel in die zone.

Na dit lange eerste deel kon ik me niet van de indruk ontdoen dat het wel interessant was, maar toch ook vrij monotoon met veel liederen in dezelfde sfeer die dan ook nog eens vrij plechtig en serieus uitgevoerd werden. Een paar sololiederen probeerden daaraan te verhelpen, maar dat lukte ook niet helemaal. Ze hadden de boel best wat kunnen openbreken door een aantal Trink- of Jagdlieder voor mannenkoor in te voegen.

Die Jagdlieder vragen weliswaar de begeleiding van hoornspelers, maar die waren in overtal aanwezig in het deel na de pauze voor Nachtgesang im Walde "für Männerchor und Hornquartett". Dat deel was sowieso al iets opgewekter begonnen met Frisch atmet des Morgens en Naturgenuss. De hoorns zorgden later voor een extra klankkleur. Van de Oostenrijkse wouden gingen we dan naar Venetië. Behle zong eerst een weinig charmante Der Schiffer (Schlegel), van een erotische barcarolle verwacht ik toch meer verleidelijkheid. Daarna volgde twee keer Der Gondelfahrer. Ook hier kon de versie van Kulman me weinig overtuigen. Ik had trouwens constant de indruk dat de twee solisten dit concert er maar bijnamen en hoopten dat ze zich met hun ervaring wel uit de parituur zouden kunnen zingen. Hopelijk is Behle morgen beter voorbereid voor Winterreise.

Het was al een lang concert, maar er volgden nog twee bisnummers. Met Mondenschein en Zur guten Nacht werd het publiek de nacht ingestuurd.

Publicatie: vrijdag 31 augustus 2018 om 09:09
Rubriek: Liedrecital