Il Grand' Inquisitor

Christoph Prégardien in Zeist

Deze namiddag stonden twee tenor-recitals geprogrammeerd op het Zeister Liedfestival. Christoph Prégardien zong Schubert en Schumann. In het voorprogramma konden we kennis maken met de "rising star" Peter Harris.


(foto © Hans Morren)

Christoph Prégardien en pianist Christoph Schnackertz begonnen hun recital met "Auf den wilden Wegen"... de titel die Graham Johnson in zijn driedelig Schubertnaslagwerk bedacht heeft voor de pseudo-cyclus van alle Schulze-liederen. Het zijn absolute meesterwerken, alhoewel vooral Im Frühling en Auf der Bruck continu opduiken in recitalprogramma's.

De Schulze-liederen worden als het prototype voor Winterreise beschouwd. Het feit dat Schulze de gedichten geschreven heeft nadat hij zijn verloofde verloor aan TBC maakt dat ze doordrongen zijn van eenzaamheid en verlies. Zelfs al lijken sommige liederen toch vrolijk te klinken, dat verlaten gevoel is altijd onderhuids aanwezig. Het hoeft geen betoog dat Prégardien die invalshoek perfect onderschrijft en zijn vertolking op aangrijpende manier laat culmineren in Tiefes Leid:

Dort kann die Seele freier klagen
Bei Jener, die ich treu geliebt;
Nicht wird der kalte Stein mir sagen
Ach, daß auch sie mein Schmerz betrübt!

Na de pauze richtten ze hun aandacht op een echte cyclus... Schumanns Dichterliebe. Het is een werk dat Prégardien al een eeuwigheid zingt en dat dan ook geen geheimen meer voor hem kent. Het leek een klassieke vertolking te worden, maar er waren toch een paar verrassingen. Dat hij in Ich grolle nicht de lage optie koos, was nog te verwachten, maar niet dat hij Ein Jüngling liebt ein Mädchen vrij sec, zelfs humorloos zou zingen.

In de slotliederen verlaat hij de klassieke paden. In Allnächtlich im Traume haalt hij het woord "Perlentränentröpfchen" uit zijn context. Persoonlijk vind ik dat een heel leuke keuze, want het is - wat mij betreft - het mooiste woord uit het hele Liedrepertoire. De laatste strofe brengt hij dan als een quasi-parlando. In Die alten, bösen Lieder brengt hij het tempo op het einde terug bij "Wisst ihr, warum der Sarg wohl so groß und schwer mag sein?" alsof hij het publiek wil vragen of iemand het antwoord weet en dan gerust zijn vinger mag opsteken.

In deze hele cyclus mag ook het aandeel van Schnackertz niet onderschat worden. De epiloog van Im Rhein, im heiligen Strome werd misschien wat snel afgehaspeld, maar voor de andere naspelen neemt hij rustig de tijd om ze in al hun schoonheid ten toon te spreiden.

Er was nog tijd voor één bisnummer: Dein Angesicht.


(foto © Sim Cannetty Clarke)

In het recital vooraf kregen we de Britse tenor Peter Harris te horen. Zijn ster is nog niet echt aan het rijzen... maar zit nog diep onder de horizon... op het zuidelijk halfrond. Als hij zijn boterham wil verdienen met zingen, dan moet hij dringend beginnen met zangles te nemen. Bijna geen enkele noot wordt gesteund, forte noten worden gebruld, toonhoogtes en andere aanduidingen in de partituur zijn open voor interpretatie, zijn legato is onbestaande en zijn Duitse uitspraak is ook niet fameus.

Het is onbegrijpelijk dat hij begint met een wervelend lied als Begegnung of ook Der Feuerreiter op zijn programma zet. Het is dan niet te verwonderen dat zijn pianist Hamish Brown hem volledig van het podium speelt. De Feuerreiter-Husch was wél perfect, nu nog alle andere noten...

Publicatie: zondag 27 mei 2018 om 17:37
Rubriek: Liedrecital