Il Grand' Inquisitor

Jussi Björling reDiscovered

De Zweedse tenor Jussi Björling gaf op 24 september 1955 een recital in Carnegie Hall, samen met zijn pianist Frederick Schauwecker. RCA heeft dit volledig recital nu op CD uitgebracht, alhoewel delen ervan vroeger ooit al verschenen zijn.

Het recital dat die avond in New York opgevoerd werd, was wel enigszins anders opgebouwd dan wat we tegenwoordig van een liedrecital verwachten. Liederen van o.a. Schubert en Strauss worden afgewisseld met een aantal opera-aria's. En tussendoor geeft hij al een aantal bisnummers voor een geestdriftig publiek... een publiek dat zich trouwens niet geneert om na elk lied te applaudisseren - meestal zelfs niet te wachten tot het lied of de aria gedaan is - met een enthousiasme dat evenredig is met de hoogste en luidste noot die gezongen werd.

Het begin van het recital is het zwakste van allemaal. Het heeft ongetwijfeld met de stijl "van toen" te maken. Het eerste lied - de tenorfavoriet Adelaide van Beethoven - is een steekkaart van wat er allemaal misgaat. De tempi zijn naar mijn gevoel ofwel altijd te traag of te snel, er wordt overdadig gebruik gemaakt van rubato en door te pas en te onpas noten te verbinden met portamenti lijkt het soms meer op Puccini dan Beethoven.

Hetzelfde geldt voor de vier Schubertliederen. Het rubato in Frühlingsglaube is zo overdreven, dat het soms lijkt alsof de naald blijft hangen. Voor Die Forelle had Schubert voorgeschreven om dat 'etwas lebhaft' te zingen, maar dat is volgens mij niet de excentrieke sneltreinvaart waarmee Schauwecker en Björling het lied inzetten. Het Ständchen uit "Schwanengesang" is bijna juist... op die portamenti na. En Die böse Farbe uit "Die schöne Müllerin" is helemaal een grap. De overstap naar Richard Strauss brengt geen verbetering. In Cäcilie zingt hij van de ene hoge noot naar de andere. Net zoals bij de Schubertliederen is enige interpretatieve diepgang ver te zoeken.

Ik vond na dit eerste deeltje Björlings benadering zo vermoeiend dat de daarop volgende opera-aria's me bijna hoofdpijn bezorgden. De bloemenaria van Don José of de droom van Des Grieux uit Manon worden op zich wel goed gezongen... en zijn Franse uitspraak is zelfs redelijk aanvaardbaar. Maar het is me allemaal net een beetje teveel.

Maar gelukkig komt daarna een groep Scandinavische liederen die voor een paar rustpunten zorgen en het hoogtepunt van het recital vormen. Griegs En svane zorgt voor het eerste moment van ontroering en En drøm wordt schitterend opgebouwd tot de climax... weliswaar een hoge noot, zodat het publiek nog eens uit de bol kan gaan. De drie liederen van Sibelius volgen een gelijkaardig patroon met prachtige, ontroerende uitvoeringen van Demanten på marssnön en Säv, säv, susa om te eindigen met het onvermijdelijke Svarta rosor. Het bisnummer dat hij na deze groep liederen zingt, mag zeker niet onvermeld blijven. Sjöbergs Tonerna is zo mooi, zo perfect gezongen dat men zou willen dat het publiek tenminste één keer de piano zou laten uitspelen...

Daarna volgen nog een reeks tenoraria's die Björling ongetwijfeld met zijn ogen dicht kan zingen. Zijn uitvoeringen van E lucevan le stelle, Andrea Chéniers Come un bel dí di Maggio en Che gelida manina zijn een les in frasering, legato en stijl...

Publicatie: maandag 2 augustus 2004 om 18:34
Rubriek: CD & DVD