Christiane Karg in Hohenems
Schubert heeft verschillende gedichten meerdere keren op muziek gezet. Dat was meteen het thema van het recital van Christiane Karg en Wolfram Rieger en dan toegepast op teksten van Schiller en Goethe.
foto © Schubertiade
In het geval van de Schiller-teksten kregen we een directe confrontatie door vijf liederen in de ene versie en nadien in de andere versie te horen. Het is misschien een kwestie van smaak, maar de latere versie is niet noodzakelijk de betere en in sommige gevallen zijn beide versies evenwaardig. Neem bijvoorbeeld Der Jüngling am Bache, waar niet minder dan drie versies van bestaan (de middelste versie, D192, hebben we twee dagen eerder gehoord tijdens het recital van Martin Mitterrutzner). De eerste versie uit 1812 (D30) wordt algemeen beschouwd als het eerste "echte" Schubertlied. Het begint vrolijk, maar het einde van de tweede strofe is het kantelpunt naar de "schwere Kummer" om bij het "glücklich liebend Paar" toch met een glimlach te eindigen. De latere versie van 1819 (D638) is verfijnder, maar heeft niet de spontaneïteit van de heel vroege Schubert. En dat merken we ook in de vertolking van Christiane Karg. Bij D638 is het meteen duidelijk dat het een serieus lied is als ze reeds in de eerste strofe de nadruk legt op "wie die Kränze schnell verblüh'n".
An den Frühling is in de tweede versie (D587) net iets interessanter en geeft Karg iets meer mogelijkheden tot expressie. In de eerste versie (D283) is het een puur lentelied met een frisse piano vol voorjaarstrillers, waardoor ze deze versie vlotjes kan laten overgaan in de tweede versie van Das Mädchen aus der Fremde (D252). Bij Thekla (eine Geisterstimme) biedt de eerste versie (D73) meer mogelijkheden dan de tweede (D595), wat een puur strofisch lied is. Maar in de tweede versie kunnen we wel volop genieten van Kargs heerlijke pianissimo's die dan mooi contrasteren met het dramatische andere Thekla-lied Des Mädchens Klage.
Het Schiller-hoofdstuk werd afgesloten met Elysium. Het is een kantate-achtig lied met een afwisseling van recitatieven en arioso's met veel herhalingen... en als slot een "ewig Hochzeitsfest" dat qua benodigde ademtechniek niet moet onderdoen voor de beruchte "alliebender Vater" uit Ganymed. Het werd vlekkeloos uitgevoerd door Karg en perfect gecomplementeerd door de delicate piano van Rieger.
Wat Goethe betreft, moet je niet verder zoeken dan de Mignon-liederen. De bekende Mignon is die van D877 en die versie kregen we dus niet te horen... elke Schubertianer heeft die versie sowieso in zijn oor zitten. Van Nur wer die Sehnsucht kennt bestaan vier versies (vijf als je de duetversie met de Harfner meerekent). De versie van D481 ging naadloos over in Trost in Tränen als eerste van een groepje "unieke" liederen dat eindigde met een grandioze uitvoering van Nachtgesang. Daarna volgde een doorleefde vertolking van een alternatieve Mignon-cyclus met Heiß mich nicht reden (D726), So laßt mich scheinen (D727) en uiteraard Kennst du das Land. Na al die Goethe-Sehnsucht eindigde Karg het recital met een van de bekendste Schiller-liederen Sehnsucht oftewel "Ach, aus dieses Tales Gründen".
Christiane Karg is voor mij een van de topliedsopranen van het moment, die op het vlak van tekstduiding, expressie, vocale schoonheid en intelligentie momenteel weinig concurrenten heeft. Ik kijk al uit naar haar volgend recital... ondertussen blijven de twee bisnummers nazinderen: één van Goethe (Gretchen am Spinnrade) en één van Schiller (Die Götter Griechenlands).
Publicatie: dinsdag 10 mei 2016 om 07:19
Rubriek: Liedrecital