Matthias Goerne in Hohenems
Voor hun veertigjarig jubileum begon de Schubertiade vorig jaar met de uitvoering van alle Schubertliederen. Voor het eerste recital in Hohenems programmeerden ze echter een standaardwerk: Matthias Goerne en Alexander Schmalcz brachten Die schöne Müllerin.
Laat me beginnen met een Goerne-anekdote... Na het achtste lied, Morgengruß, stopte Goerne met zingen, verklaarde dat de houten vloer van het podium te luid kraakte en verliet de zaal. Een paar techniekers verplaatsten de piano een meter naar rechts en legden een matje voor de piano... tot tevredenheid van Goerne die de draad weer opnam.
Van dat krakend podium heb ik niet veel gemerkt. Dat gekraak wordt sowieso overstemd door de nog altijd zeer luidruchtige ademteugen van Goerne. Zijn stem is ook meer dan groot genoeg om de Markus-Sittikus-Saal volledig te vullen.
Goernes opnames van Die schöne Müllerin worden vooral gekenmerkt door extreem trage vertolkingen van sommige liederen. Dat was hier niet altijd het geval, Das Wandern was bijvoorbeeld opvallend snel. Zijn vertolking was er wel één van extreme contrasten. In sommige gevallen ligt dat voor de hand: een tedere Die liebe Farbe werd gevolgd door een agressieve Die böse Farbe, dat ook veel te snel afgehaspeld werd waardoor Schmalcz geen tijd had om de jachthoorns uit zijn piano te halen.
De viriliteit van de molenaarsknecht is een constante. Hij zal de wereld wel even veroveren, wat Goerne uitdrukte met een bulderende Ungeduld en Mein. En als hij "Eine Mühle seh ich blinken" (Halt!) zingt, dan klinkt het meer als een industriële grootbakkerij dan een bescheiden molen. Alhoewel, in zijn confrontatie met het beekje sluipt er toch twijfel in zijn ziel... de eerste keer reeds in Danksagung an den Bach.
De contrasten duiken ook veelvuldig op binnen een lied. Zo krijgt in Am Feierabend de stem van de molenaar bijvoorbeeld repliek van een ijle pianoklank. Goerne gaat daarin het verst in Eifersucht und Stolz. Elke zin doet hij iets anders: een andere kleur, een ander tempo, een andere dynamiek, afwisselen tussen legato en staccato, en zelfs een paar andere noten dan Schubert geschreven heeft. Interessant was ook zijn karaktertekening van de molenaarsdochter - bijvoorbeeld in Mit dem grünen Lautenbande - als een flirtend meisje dat heel goed weet wat er aan de hand is.
Maar ik blijf problemen hebben met de lange strofische liederen. In Der Müller und der Bach offert hij zijn dictie op ten voordele van klankschoonheid en is er weinig interpretatieve diepgang. Des Baches Wiegenlied is weer veel te traag. Eigenlijk is zijn interpretatie nauwelijks geëvolueerd in vergelijking met zes jaar geleden toen hij Die schöne Müllerin in het PSK zong.
Publicatie: donderdag 5 mei 2016 om 13:23
Rubriek: Liedrecital