Un ballo in maschera in Mönchengladbach
Het Theater van Mönchengladbach speelt - net zoals Essen deze dagen - Un ballo in maschera. De productie van Andreas Baesler ging begin dit seizoen in première en is een vrij libretto-getrouwe weergave van Verdi's opera.
Dat betekent echter niet dat we een voorstelling in 18de eeuwse kostuums krijgen. Als het doek opengaat, zijn we in de "Oval Office" van het Witte Huis en Riccardo is de president van de VS in plaats van een gouverneur in Boston. Ulrica is een voodoo-priesteres die een seance houdt met de Cubaanse vlag op de achtergrond... waarschijnlijk de reden waarom ze aangeklaagd wordt door de "primo giudice", die zelf later één van de samenzweerders Tom blijkt te zijn. Het galgenveld wordt vertaald in een executiezaal met een elektrische stoel. Het zijn allemaal zinnige interpretaties die niets aan de essentie van het verhaal veranderen.
Het operahuis van Mönchengladbach is een relatief klein huis, al vormen ze een theatergemeenschap met Krefeld, en het is daarom des te indrukwekkender dat ze de opera volledig bezet hebben met zangers uit het eigen ensemble. Dat blijkt echter geen sinecure te zijn. Vooral de twee sopraanpartijen zijn problematisch.
Alhoewel Oscar waarschijnlijk een van de eenvoudigst te bezetten Verdipartijen is, heeft Sophie Witte toch problemen. Ze zingt een voorzichtige "Volta la terrea". In "Saper vorreste" kan ze een paar goede hoge noten laten horen, maar de rest van haar stem projecteert totaal niet. Amelia is daarentegen een van de lastigste Verdirollen, waarvoor Janet Bartolova eigenlijk niet de stem heeft. Ze heeft geen lage noten, haar monochrome hoogte is veel te schreeuwerig, staccato-noten worden een puree. Enkel "Morrò, ma prima in grazia" was enigszins aanvaardbaar.
Kairschan Scholdybajew heeft een gigantische tenor met veel squillo, waarmee hij een weinig subtiele Riccardo neerzet. Hij leek me ook niet echt voorbereid te zijn, met ritmische decalages ten opzichte van het orkest en hij moest ook teveel betrouwen op de souffleur... die je tot op het eerste balkon kon horen. Johannes Schwärsky zingt wel een heel mooie Renato met een strijdvaardige "Alla vita che t'arride" en een ontroerende "Eri tu", al heeft hij niet de slagkrachtige hoogte van een echte Verdi-bariton. Eva Maria Günschmann was tenslotte een indrukwekkende Ulrica, die met veel borststem "Re dell'abisso" tot een huiveringwekkend moment maakte.
Publicatie: woensdag 30 december 2015 om 09:13
Rubriek: Opera