Vier opera's in Berlijn
Het lange weekend van 1 november heb ik doorgebracht in Berlijn... een stad waar ik tot nu toe nooit geweest was en aangezien ze daar (voorlopig) nog altijd drie operahuizen hebben, valt er altijd wel iets te beleven.
Het begon echter allemaal op donderdagavond in het "alternatieve circuit" met de Neuköllner Oper. Dit operagezelschap bestaat dit jaar 25 jaar en elk jaar houden ze een compositiewedstrijd voor jonge operacomponisten. De prijs voor de winnaar bestaat uit 5555 euro en een hele reeks voorstellingen. De voorstelling die ik zag was de "generale" van de winnende opera Münchhausen - Herr der Lügen van de Roemeense componist Dan Dediu.
Het is niet echt eerlijk om commentaar te geven op een generale repetitie, maar toch een paar bemerkingen. Het werk is geschreven voor een kleine bezetting bestaande uit vijf zangers en vijf instrumenten. De regie van Boris von Poser kwam nogal amateuristisch over. Vocaal was het zo slecht nog niet, waarbij vooral de bariton Michael Hoffmann in de rol van Baron Münchhausen opviel.
Het serieuzere werk begon dan op vrijdagavond in de Deutsche Oper met een opvoering van Verdi's Messa da Requiem. Ze hadden het "briljante" idee om dit werk op te voeren in een regie van Achim Freyer, wat me enkel sterkt in mijn overtuiging dat een regie niet veel kan bijbrengen bij een werk als dit Requiem - dat op zich al zo dramatisch is.
De scene is opgedeeld in drie horizontale niveaus. Het koor bevindt zich op het onderste niveau. De bas en mezzo bewegen zich op het middelste niveau, samen met een ellenlange processie van figuranten die niet zouden misstaan in "The Ministry of Silly Walks". Op het bovenste niveau beweegt de sopraan samen met nog een paar figuranten.
Voor de solisten hadden ze ook namen bedacht: zoals "der weiße Engel" voor de sopraan of "Einsam" voor de tenor. Een en ander hangt samen hoe ze geportretteerd worden: de sopraan gaat gekleed als een witte engel en de tenor zit vastgemetseld in een soort schouw die vooraan de scene traag van links naar rechts beweegt.
Uiteraard zit het orkest in de orkestbak - wat wel enige mogelijkheden schept voor de zangers - maar waardoor de impact van bijvoorbeeld het "Dies irae" volledig teniet gedaan wordt. De zangers waren van variabele kwaliteit. Arutjun Kotchinian domineerde de scene met een gigantische basstem, zij het met soms vreemd klinkende a-klanken. Aan het andere eind van het spectrum zat de tenor Gabriel Sadé die niet om aan te horen was: zijn "Ingemisco" was ronduit pijnlijk. Daartussenin hebben we dan nog de twee vrouwen met de sopraan Iulia Isaev, die wel een mooie stem heeft maar haar hoge noten nogal voorzichtig benadert en niet echt door het orkest komt in de laagte. Mihoko Fujimura zong een degelijke "Der Tod-ist-die-Frau" (sic).
De eerste "echte" opera was Le nozze di Figaro in de Staatsoper unter den Linden. De regie van Thomas Langhoff houdt een beetje het midden tussen klassiek - dramaturgisch heb je niet echt veel bewegingsvrijheid - en modern. Afgezien van een uit zichzelf bewegend salontafeltje stoorde de regie niet echt.
Dé stem was zonder twijfel die van René Pape. Niet alleen speelt hij Figaro dat de stukken eraf vliegen, maar heeft hij ook een stem als een klok. In de rechtzaakscene bijvoorbeeld gebruikt hij ook zijn stem om te acteren door op een hilarische manier de stemmetjes van Don Curzio en Basilio na te doen... Maar het meeste valt er te genieten in zijn eigen grote aria's, die stuk voor stuk schitterend gekarakteriseerd worden.
De meeste andere zangers krijgen het moeilijk om op hetzelfde niveau te presteren. Roman Trekel zingt de Graaf met een nogal rauwe stem, maar doet het redelijk goed, alhoewel hij het einde van zijn grote aria "Hai gia vinta la causa" niet helemaal voldeed. Tatiana Lisnic was een traditionele Susanna die niet echt opviel en Patricia Rinsley klonk wat te nasaal naar mijn smaak voor Cherubino. Tenslotte was er Janice Watson die een ondermaatse Gravin zong... van "Porgi amor" liet ze zelfs het laatste deel vallen en "Dove sono" werd vermassacreert door het einde plots een octaaf lager te gaan zingen...
Zondagavond werd dan het Berlijnse weekend afgesloten in de Komische Oper. In de Komische Oper voeren ze alle stukken op in het Duits en dus kregen we Brittens Turn of the Screw in het Duits. Ik ben sowieso geen grote fan van Britten, maar eerlijk gezegd vond ik dat deze opera een stuk beter klinkt in het Duits dan in het Engels.
Het was ook de opera met veruit de beste enscenering die in handen was van Harry Kupfer. Om de verschillende werelden tussen werkelijkheid, droom en fantasie weer te geven was er een decor ontworpen dat bestond uit twee kubussen die in elkaar zaten en het Engelse landhuis moesten voorstellen. Dit alles stond dan op een draaiplatform dat bijna constant ronddraaide.
De zangers voldeden ruimschoots met Gun-Brit Barkmin als de gouvernante en Andreas Conrad als de Proloog/Quint.
Publicatie: woensdag 6 november 2002 om 18:50
Rubriek: Opera