Elizabeth Watts in Oxford
Gisteren stonden de Franse dichters centraal op The Oxford Lieder Festival. We kregen al La bonne chanson tijdens het Schubert-Fauré-recital en Les fêtes galantes in een pop-uprecital. Ook het avondrecital van Elizabeth Watts en Julius Drake was opgebouwd rond liederen van Victor Hugo en Paul Verlaine.
Er bestaan talloze liederen op gedichten van Victor Hugo, maar toch vonden ze het nodig om zes Hugo-liederen van Liszt op te voeren. Mijn afkeer van Liszt als liedcomponist is welbekend, maar dat werd nog maar eens bevestigd. Enfant, si j'étais roi is een eenvoudige, wat naïeve tekst, maar Liszt maakte er een groteske opera-aria van. Comment disaient-ils begint wel goed. Het is een dialoog tussen mannen en vrouwen en Elizabeth Watts maakt dat verschil op een plastisch-humoristische manier zicht- en hoorbaar. Maar op het einde herhaalt Liszt "dormez... aimez..." en verliest dan totaal de pedalen met een triller op een hoge la, gevolgd door een smakeloze cadens naar een hoge do.
Maar het moet gezegd, Elizabeth Watts is een fantastische zangeres en ze zingt al deze "liederen" met bravoure, uitstekend Frans, een stevige hoogte (al neigt ze soms naar schreeuwen) en intelligent uitgedachte interpretatie. Er is één Liszt-lied dat eventueel nog door de beugel kan, namelijk Oh, quand je dors, alhoewel hij daar ook een paar keer bijna uit de bocht gaat. Het was wel heel indrukwekkend hoe ze de hoge slotnoot - "oh, viens..." - perfect plaatst, laat aanzwellen en dan morendo laat uitsterven.
Met vier liederen van Reynaldo Hahn kwamen we eindelijk bij de echte liederen. In het bekende Si mes vers avaient des ailes liet Watts haar dromerige kant horen. Met Fêtes galantes is ze één en al charme, met goed uitgedachte knipoogjes maakt ze het speelse karakter van dit lied duidelijk. Daarmee waren we aanbeland bij Paul Verlaine...
De zes liederen van Ariettes oubliées heeft Debussy opgedragen aan Mary Garden, zijn eerste Mélisande. Het is ook die Mélisande-kant die ik in deze liederen zoek... vooral in de twee slotliederen, Green en Spleen, wist Elizabeth Watts die sfeer op te roepen, daarenboven uitstekend ondersteund door de subtiele piano van Julius Drake. Ze vormden een groot contrast met Chevaux de bois en zijn jazzachtige piano en een zanglijn die constant groeit in opwinding.
Voor het laatste groepje liederen viel de keuze op Frank Bridge. Alhoewel bijvoorbeeld Day after day een prachtig lied is, heeft Bridge niets te maken met Hugo of Verlaine en vielen deze liederen wat uit te toon. Er zijn nochtans genoeg andere mogelijkheden: componisten als Bizet, Gounod of Massenet hebben allemaal liederen getoonzet op teksten van Hugo en/of Verlaine. Dat bewezen ze trouwens met hun bisnummer L'attente (Victor Hugo), waarmee ze vooral aantoonden dat Richard Wagner een even pathetische liedcomponist was als Liszt... het zal in de familie gezeten hebben.
Publicatie: woensdag 21 oktober 2015 om 09:53
Rubriek: Liedrecital