Mauro Peter in Schwarzenberg
Mauro Peter en Helmut Deutsch hebben recent een Schubert-CD uitgebracht met Goethe-Lieder. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat ze daaruit een selectie brachten tijdens hun recital in Schwarzenberg. Alhoewel die eigenlijk niet helemaal pasten bij de rest van het programma, tenzij als tegengewicht van de reeks onbekendere liederen.
foto © Schubertiade Schwarzenberg
Ze openden het programma met een aantal Matthison-liederen en daarmee zijn we bij de tiener Schubert. Het eerste lied is van titel wel heel bekend. Adelaide is mogelijk het bekendste lied van Beethoven en het werpt zo'n lange schaduw dat Schubert zelf verklaarde dat hij het niet anders kon schrijven dan Beethoven al gedaan had. Desalniettemin componeerde hij een eigen versie en halverwege voel je effectief hoe hij worstelt om Beethoven af te schudden, wat niet helemaal lukt.
Naar analogie met Tamino's "Bildnis-aria" zou je Adelaide een "Bildnis-Lied" kunnen noemen. Het is daarom misschien geen toeval dat de grootste Tamino van de vorige eeuw dit lied tijdens zo ongeveer al zijn liedrecitals zong.
Het is meteen ook het thema van de eerste groep liederen: de zanger ziet overal in de natuur het beeld van zijn geliefde. Dat idee is alomtegenwoordig in Adelaide, maar ook in de avondzon van Geisternähe, hij ziet Daphne in bron van An eine Quelle en herkent haar zelfs in de geur van de "Ostwind" in Daß sie hier gewesen.
Dit onderwerp werd afgesloten met de Selinde van Stimme der Liebe, waarmee Schubert eindelijk met tomeloze uitbundigheid "zijn" Adelaide kon uitdrukken. Het was ook dan pas dat Mauro Peter echt in zijn element kwam. Het was duidelijk dat die eerdere liederen nog niet helemaal verinnerlijkt waren en dat hij ze meer op automatische piloot zong. Die hervonden expressie zette zich wel voort in een drietal Goethe-liederen waaronder een mooi uitgepuurd Wandrers Nachtlied II.
Een vergelijkbaar patroon voltrok zich na de pauze. De drie Petrarca-sonetten in een vertaling van Schlegel worden ook nooit uitgevoerd. Ze behoren mijns inziens niet tot de grote Schubert-liederen. Het lijkt wel alsof Schubert moeite had om de formele sonnetvorm om te zetten in muziek. Sonnet II valt nog redelijk mee, maar in Sonnet I vindt Schubert een halve melodie die dan vierkant draait en Sonnet III blijft maar duren alsof hij niet weet hoe hij er een einde aan kan breien.
Met Der liebliche Stern of de Schiller-Hoffnung werd de automatische piloot weer uitgeschakeld om nadien volledig open te bloeien in nog enkele Goethe-liederen. Het beroemde Der Musensohn was een en al opgetogen vrolijkheid en het galopperende Willkommen und Abschied zong hij met oneindige adem en sloot het recital af... tot hij de draad weer opnam met een charmant Heidenröslein als eerste bisnummer, gevolgd door Liebhaber in allen Gestalten en een onwaarschijnlijk mooi gezongen Du bist die Ruh...
Publicatie: zondag 23 augustus 2015 om 08:34
Rubriek: Liedrecital