Alceste in Parijs
Het vorige seizoen werd in Palais Garnier geopend met een nieuwe productie van Glucks Alceste. Gisteren was de première van de herneming met een bijna volledig nieuwe bezetting... Véronique Gens triomfeerde.
Ik moet toegeven dat Alceste niet het potentieel heeft om een boeiende opera te zijn. Het verhaal is eenvoudig: Admète ligt op sterven, een orakel verkondigt dat hij kan overleven als iemand zijn plaats inneemt, zijn vrouw Alceste besluit zich op te offeren maar wordt dankzij de interventie van Hercule gered. Dit leidt tot allerlei treurmuziek, enkel onderbroken door de feestmuziek van het tweede bedrijf als iedereen gelooft dat Admète gered is.
Maar laat het vertolken van Franse tranen nu net de specialiteit te zijn van Véronique Gens. Ze had nog maar één zin gezongen - "Sujets du roi le plus aimé, vous répandez des pleurs, hélas, trop légitimes" - of ik was al tot tranen toe ontroerd. Die eerste scène is doortrokken van medelijden voor haar kinderen die zonder vader zullen achterblijven.
Met feilloos stijlgevoel gaat ze op dit elan verder. Even memorabel is haar vertolking van de beroemdste aria van Alceste, "Divinités du Styx". Ze begint vurig waarbij ze probleemloos afdaalt naar de diepe noten van "ministres de la mort" en weer herrijst naar de hoogte van "pitié cruelle". Maar het is het tedere middendeel dat hartverscheurend werkt als ze haar stem terugneemt tot een subtiel mezza voce.
Véronique Gens werd omringd door een schitterende bezetting. Stanislas de Barbeyrac zong vorig seizoen nog een van de kleinere rollen, maar is ondertussen gepromoveerd tot Admète, wat hij met een mooie homogene tenor en perfecte dictie doet. François Lis zong de diepe tonen van het Orakel, in deze productie als de dokter van Admète. Stéphane Degout leende zijn donkere bariton voor zowel de Hogepriester, in soutane, als Hercule, als goochelaar.
Regisseur Olivier Py wilde een reflectie brengen op de dood zonder morbide te worden. Dat idee vertaalt zich in het gebruik van krijttekeningen. Het doet wat denken aan de producties van William Kentridge, met dit verschil dat hier live getekend wordt. Elke tekening wordt weer weggeveegd om plaats te maken voor een nieuwe als expressie van de vergankelijkheid van het leven. Dat kunnen monumentale tekeningen zijn, zoals de voorgevel van de Garnier tijdens de ouverture, of kleinere zoals een paard met skelet in het derde bedrijf.
Een en ander maakt dat dit een zeer zwarte productie is, met een paar streepjes wit: het kleed van Alceste, een wit bed of het tafellaken tijdens de feestscène. De dood zelf werd dan weer uitgebeeld door een danser die volledig in zwart gekleed rond Admète en Alceste draait.
De meest verrassende ingreep was het derde bedrijf. Na de pauze blijkt de orkestbak volledig leeg te zijn. Als het doek opgaat zit het orkest - Les musiciens du Louvre en Marc Minkowski - op het podium. De orkestbak is de onderwereld geworden waaruit het koor met doodshoofdenmaskers opduikt en waarin Alceste verdwijnt om nadien zwartgesluierd achter het orkest terug op te duiken... net voor het dak eraf ging toen Véronique Gens de ovaties in ontvangst kwam nemen.
Publicatie: woensdag 17 juni 2015 om 08:18
Rubriek: Opera