Don Carlo in Amsterdam
Riccardo Chailly is aan zijn laatste seizoen bezig als chef-dirigent van het Concertgebouworkest. Hij neemt afscheid van De Nederlandse Opera met Verdi's Don Carlo, de Milanese versie uit 1884 in vier bedrijven. Door voor deze versie te kiezen, verliezen we wel het belangrijke Fontainbleau-bedrijf. Maar de opera begint en eindigt nu wel in het klooster van San Giusto, waardoor de cirkel - ook muzikaal - gesloten wordt, dixit Chailly.
Als ik het programmaboek mag geloven, dan was Filips II gefascineerd door de dood en verzamelde hij zowel relikwieën als de gebeenten van zijn voorvaders. Deze grafkelder - het Pantheon de los Reyes in het Escoriaal - lijkt model gestaan te hebben voor het eenheidsdecor van Wolfgang Gussmann. Het is een totaal ander decor dan we van hem gewend zijn... geen hellende muren of extreme perspectieven, maar een grote gebogen marmeren muur met daarin de grafzerken. Alleen voor het duet van Don Carlo en Elisabetta wordt die muur vervangen door een grote sterrenhemel.
Het katholicisme is uiteraard een belangrijk thema in de opera en de aanwezigheid van kruisbeelden zal dan ook niemand verbazen. De regisseur Willy Decker heeft ook iets met kruisbeelden - denk bijvoorbeeld aan zijn Otello in de Munt - en speelt die combinatie dan ook volledig uit. San Giusto wordt gedomineerd door een gigantisch kruisbeeld, waarvan we enkel het onderste deel zien met Christus' voeten. En op het einde van het tweede bedrijf, als Don Carlo zijn zwaard afgenomen wordt door Rodrigo en publiekelijk vernederd wordt door zijn vader, wordt er ook een kruis rechtgezet waaraan het evenbeeld van Don Carlo hangt... wat uiteraard al een vooruitblik is op de Inquisitie-scène.
Het slot van Don Carlo is altijd problematisch om te ensceneren. Het voorgeschreven einde - waarbij Keizer Karel als een deus ex machina Don Carlo komt redden - vond Willy Decker misschien wat te belachelijk. Het Schiller-einde, waarbij Don Carlo door Filips uitgeleverd wordt aan de Inquisitie, zag hij blijkbaar ook niet zitten. Dus laat hij Don Carlo zichzelf doorsteken met een zwaard... wat helemaal belachelijk overkomt.
Het zal waarschijnlijk een van de laatste keren zijn dat we Rolando Villazón in onze contreien kunnen horen. In de toekomst zullen we hem vooral in Parijs of Londen moeten gaan beluisteren, nu zijn carrière op kruissnelheid zit. Hoedanook, Amsterdam zal in zijn biografie verschijnen als het operahuis waar hij zijn roldebuut als Don Carlo gemaakt heeft. Een feit waar binnen tien jaar naar verwezen zal worden als hij dé heersende Don Carlo zal zijn... want er zijn zeker nog groeimogelijkheden. Vooral in de dramatischere passages schiet hij nog iets te kort, maar voor de rest zingt hij de rol schitterend met al de stijl die je verwacht. Op geen enkel moment heb ik de indruk dat hij forceert en op de plaatsen waar andere tenors verleid zouden worden tot forceren, laat hij het orkest rustig over zich heen komen. Willy Decker heeft wel een nogal knullig personage van Don Carlo gemaakt... de wanhoop en machteloosheid is net iets te overdreven gestalte gegeven.
Het andere roldebuut is dat van Amanda Roocroft als Elisabetta. Geheel tegen mijn verwachtingen in bleek ze toch het stemmateriaal te hebben voor deze rol... tenminste wat het timbre en de kleur betreft. Er moet wel nog serieus geschaafd worden aan enig stijlbesef. Vooral de volledige afwezigheid van portamento's maakt dat haar vertolking langs alle kanten wringt.
Eboli zit al jaren in het repertoire van Violeta Urmana, dus verwachtte ik ook een grootse Eboli. Maar mijn verwachtingen lagen misschien net te hoog. Het heeft vooral met kleur en stijl te maken. Alles wat ze zingt wordt vanuit haar borststem gekleurd, maar ze duikt nooit echt in haar borststem. Voor het "Canzone del velo" werkt die lyrische benadering wel. Maar "O don fatale" kan gerust wat meer rauwe dramatiek verdragen.
Dwayne Croft vocht spijtig genoeg met een keelonsteking, wat tijdens het eerste deel - toen dit nog niet aangekondigd was - pijnlijk duidelijk geworden was. Ik zou hem nog wel eens Rodrigo willen horen zingen als hij zijn volledige stem terug ter beschikking heeft, want zelfs met gereduceerde middelen klonk al het behoorlijk goed. De gevangenisscène in het derde bedrijf was bijvoorbeeld mooi gedetailleerd uitgewerkt.
Het ronkende timbre van Robert Lloyd maakt hem een interessante Filippo, zonder echt de diepste zieleroerselen boven te halen of te ontroeren tijdens "Ella giammai m'amò". Op theatraal vlak straalt hij wel de nodige autoriteit uit. Jaakko Ryhänen is vocaal een indrukwekkende Groot-Inquisiteur, zonder echt beanstigend over te komen. Het was meer een kwestie van de tegenstander plat te brullen. Het resultaat was dat ik me erop betrapte dat het soms moeilijk was om tijdens hun belangrijke confrontatie geconcentreerd te blijven, terwijl deze scène nochtans bij het beste hoort wat Verdi ooit geschreven heeft.
Maar ondanks de paar zwakkere punten, op zowel scenisch als vocaal vlak, is het een voorstelling die de verplaatsing naar Amsterdam zeker waard is.
Publicatie: maandag 7 juni 2004 om 17:49
Rubriek: Opera