IMKEB 2004 - Finale, dag 1
Voor de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd verhuist iedereen van het Conservatorium naar het PSK. Elke finaleavond bestaat uit twee delen. Voor de pauze zingen drie kandidaten barokmuziek, begeleid door The Academy of Ancient Music onder leiding van Paul Goodwin, met minstens één werk van Handel. En na de pauze zingen drie andere kandidaten werken van na 1750, waaronder minstens één opera-aria, met het Muntorkest en Marc Soustrot.
De Koreaanse bas Hye-Soo Sonn had de halve finale afgesloten en hij mocht de spits afbijten van de finale. In vergelijking met vorige week is zijn stem nog altijd even rampzalig en niet om aan te horen. En in zijn aria's van Bach en Handel was dat ook bijna letterlijk zo. Zijn stemt draagt niet echt, waardoor hij nauwelijks boven het orkest uitkwam. Alleen voor Purcells "What power art thou" was hij enigszins hoorbaar, omwille van de dunne orkestratie.
De Roemeense Teodora Gheorghiu blijft de frêle, breekbare sopraan met een verbazend homogene stem over haar volledige tessituur. Vooral haar uitvoering van "See, see, even the Night herself is here" uit The fairy Queen was zeer mooi, waarbij ze bijna één werd met het orkest. Technisch loopt alles van een leien dakje - ook in de openingsaria van de kantate "Jauchzet Gott in allen Landen" - maar ze mist wat warmte. Wel spijtig dat de Bach-aria ontsierd werd door de koperblazers die naarstig op zoek waren naar de juiste noten.
Shadi Torbey is een veel 'echtere' bas dan de Koreaan. Dat merk je meteen als hij het recitatief "For behold" piano begint. Je voelt meteen de reserve die hij nog achter de hand heeft en die hij beheerst loslaat in het vervolg "The people that walked in darkness" uit Messiah. Hij zong ook de aria uit King Arthur, maar met zo veel meer variatie en kleur dan de monochrome Sonn. Het klinkt allemaal natuurlijk... soms wat té natuurlijk, waardoor occasioneel slordigheden opduiken.
Aile Asszonyi had op de halve finale een grote indruk gemaakt, maar de verwachtingen werden niet volledig ingelost. Voor "Come scoglio" leek ze nog niet genoeg opgewarmd. Enkel de scene van Anne uit The Rake's Progress was boeiend, wel spijtig dat haar Engels benedenmaats is. Ze eindigde met een eveneens ontgoochelende "Si, mi chiamano Mimi". Vermoedelijk speelden de zenuwen haar parten, want ze kreeg na de eerste zin een blackout en begon opnieuw. Maar de onzekerheid bleef, waardoor ze nooit echt als Mimi klonk.
Johannes Schendel is honderd procent de zanger van de zuivere lijn. Zowel "Bella siccome un angelo" als Leporello's Cataloogaria werden met een mooie heldere klank en legato gezongen. Het klinkt allemaal mooi, maar wat te gereserveerd. Ik hoor wel liever een lagere stem voor de Leporello. Aangezien hij eindigde met de drie liederen van Don Quichotte à Dulcinée bewijst nog eens dat het liedgenre zijn natuurlijk biotoop is. Met een perfecte Franse dictie werd voor elk lied de juiste spanning opgebouwd, alleen "Chanson à boire" mocht iets meer pit hebben. Het wordt uitkijken naar zijn Bachvertolkingen.
De Belg Lionel Lhote is helemaal het tegenovergestelde van Schendel. Hij is de zanger van het grote gebaar. Zijn stem is nog altijd ongestructureerd. Vooral in de tragere delen - zoals "Le spectre de la rose", waarmee hij begon - slaat zijn vibrato door waardoor zijn zanglijn alle coherentie verliest en zelfs het legato in het gedrang komt. En Posa's aria "Per me giunto" miste ook elke lijn, zeker elke Verdi-lijn, en was compleet stijlloos. Hij zong geen enkel portamento, het legato was er niet en de expressie ontbrak... tenzij luid zingen als expressie bestempeld wordt. Met Figaro's "Largo al factotum" maakte hij nog een en ander goed. Door de snelheid van de aria krijgt zijn vibrato nauwelijks de kans om zich te ontwikkelen, wat in zijn geval een goede zaak is. Hij corrigeerde op een bepaald moment wel een totaal gemiste noot. Maar het publiek vond al dat extrovert gedoe uiteraard schitterend... chauvinisme speelt misschien ook een rol.
Publicatie: woensdag 12 mei 2004 om 23:22
Rubriek: Concert